ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8838

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001153-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Agressie op het voetbalveld: mishandeling tijdens een wedstrijd met neusfractuur als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van mishandeling van een tegenspeler tijdens een voetbalwedstrijd op 7 maart 2009. Het slachtoffer liep als gevolg van de mishandeling, waarbij de verdachte hem in het gezicht stompe, een neusfractuur op. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep werd het bewijs tegen de verdachte besproken. Getuigen verklaarden dat de verdachte een gele kaart had gekregen tijdens de wedstrijd, wat leidde tot de conclusie dat hij de dader moest zijn. De verdediging voerde aan dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte de mishandeling had gepleegd, en dat er mogelijk sprake was van persoonsverwisseling. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een werkstraf op van vijftien uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof overwoog dat de mishandeling plaatsvond in een sportieve context, waar men zich op een sportieve manier zou moeten gedragen. De agressie van de verdachte droeg bij aan een gevoel van onveiligheid voor zowel deelnemers als publiek. De straf werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, waarbij in het voordeel van de verdachte werd meegewogen dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001153-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-651759-09
Arrest van 22 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 22 april 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. El Hami, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2009, in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), op/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (neusfractuur), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij op 7 maart 2009 tijdens een voetbalwedstrijd [slachtoffer] heeft mishandeld door hem in het gezicht te stompen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat het overtuigend bewijs ontbreekt. De verdediging heeft hiertoe het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Het slachtoffer en getuige [getuige 1] hebben een omschrijving gegeven van de persoon die [slachtoffer] tijdens het duel een vuistslag zou hebben gegeven. Deze feitelijke omschrijving van het uiterlijk van de dader toont gelijkenis met het uiterlijk van meerdere spelers uit het team van verdachte. Alleen de feitelijke omschrijving van de persoon die gestompt zou hebben en het feit dat er tijdens het duel een gele kaart is uitgedeeld aan verdachte levert geen sluitend bewijs op dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, aldus de raadsman. Er kan sprake zijn van persoonsverwisseling
Dit verweer wordt verworpen.
De getuige [getuige 1] heeft gezien dat de persoon die [slachtoffer] sloeg een gele kaart kreeg. De getuige [getuige 2] weet zeker dat verdachte een gele kaart heeft gehad. Op het wedstrijdformulier is vermeld dat de speler met nummer [nummer] een gele kaart heeft gehad. Uit de aangifte blijkt dat dit nummer het zogeheten relatienummer van verdachte is. Uit deze bewijsketen volgt maar één conclusie, te weten dat het verdachte is geweest die zich aan mishandeling van [slachtoffer] heeft schuldig gemaakt en niet een ander.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 7 maart 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], tegen het gezicht heeft gestompt, tengevolge waarvan deze letsel, neusfractuur, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 7 maart 2009 zijn tegenspeler [slachtoffer] op het voetbalveld mishandeld door hem in diens gezicht te stompen. Als gevolg van dit handelen heeft [slachtoffer] een neusfractuur opgelopen en pijn ondervonden. Door het plegen van dit feit is de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] geschonden.
Het gebeurde heeft plaatsgevonden tijdens een voetbalwedstrijd, een situatie waarin verwacht mag worden dat men zich op sportieve wijze gedraagt. Verdachte heeft zich aan deze factoren niets gelegen laten liggen. Hij heeft zich in een situatie waarin het spel elders op het veld werd gespeeld laten gaan door een andere speler te mishandelen. Met zijn agressieve gedrag heeft hij toch al bestaande gevoelens van onveiligheid voor deelnemers en publiek versterkt.
Bij de straftoemeting is in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister
d.d. 13 januari 2011 - niet eerder is veroordeeld terzake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftien uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.