ECLI:NL:GHLEE:2011:BP8654

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002429-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met geldboete en afwijzing tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, waarbij hij haar hardhandig bij de arm had vastgepakt en geknepen, wat pijn veroorzaakte. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 225,- opgelegd, te voldoen in termijnen, en had een vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep werd de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf en de vordering tot tenuitvoerlegging zou toewijzen. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen, maar heeft de verdachte alsnog veroordeeld tot een geldboete van € 225,-, te voldoen in vijf maandelijkse termijnen van € 45,-.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, werd het bewezen verklaarde feit als van geringe ernst beschouwd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat de proeftijd inmiddels was geëindigd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002429-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-756336-08
Parketnummer tul: 17-880341-06
Arrest van 18 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 28 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen, met dien verstande dat het hof, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van één maand, een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover aan hoger beroep onderworpen - vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 3 november 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, hardhandig bij een arm heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) in een arm heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 november 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], hardhandig in een arm heeft geknepen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 3 november 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van een vriendin, aangeefster [slachtoffer], door in één van haar armen te knijpen. Dit veroorzaakte pijn bij aangeefster. Verdachte heeft hierdoor een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 december 2010 blijkt dat verdachte meerdere keren is veroordeeld wegens geweldsdelicten, onder meer tot gevangenisstraffen. Daarnaast blijkt uit dat uittreksel dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tijdens een proeftijd verbonden aan een eerdere veroordeling. Desondanks heeft een en ander verdachte er niet van kunnen weerhouden het hiervoor bewezen verklaarde feit te begaan.
Daar staat tegenover dat het in dit geval een feit betreft van geringe ernst.
Gelet op het vorenstaande is de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete van
€ 225,- een passende sanctie. In verband met de financiële draagkracht van verdachte zal het hof bepalen dat de geldboete in vijf maandelijkse termijnen mag worden voldaan.
Tenuitvoerlegging (17-880341-06)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 2 maart 2007, is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 15 november 2007. De proeftijd is ingegaan op diezelfde datum. De officier van justitie heeft op 10 juli 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Evenals de politierechter is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging niet dient te worden gelast. Nu de proeftijd reeds op 14 november 2009 is geëindigd, kan deze niet worden verlengd. Het hof wijst de vordering derhalve af.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 23, 24, 24a, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijfentwintig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot vijfenveertig euro;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 2 maart 2007.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A. Dijkstra, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. F.W.J. den Ottolander buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.