ECLI:NL:GHLEE:2011:BP7908

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002537-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met strafoplegging en bijzondere voorwaarden na poging tot beroving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in Ter Apel, was eerder veroordeeld voor een misdrijf en had samen met mededaders geprobeerd een willekeurige voorbijganger te beroven. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een straf, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Dit houdt in dat de verdachte moet meewerken aan een onderzoek en eventuele ambulante behandeling door het NIFP. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met een reclasseringsrapport waaruit bleek dat er een hoog recidiverisico was. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in ziet dat hij de verkeerde weg is ingeslagen en dat hij begeleiding nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de aard van het feit en de recidive van de verdachte, en heeft besloten een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen dan de rechtbank had gedaan, om zo een grotere stok achter de deur te creëren voor de verdachte. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met een voorwaardelijk deel van 9 maanden, en heeft de bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002537-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-670263-10
Arrest van 17 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 18 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
ingeschreven en verblijvende te Ter Apel, Ter Apelervenen 10,
in P.I. Gevangenis Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 24 januari 2011 en 3 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een onderzoek en behandeling door de AFPN.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid van de dader, alsmede de bij deze beslissingen gegeven motiveringen. Het hof zal het bestreden vonnis in zoverre bevestigen.
Ten aanzien van de strafoplegging zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd, om hierna te noemen redenen.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders gepoogd op de openbare weg een willekeurige voorbijganger te beroven. Zij hebben zich daartoe nabij een fietspad schuil gehouden totdat een potentieel slachtoffer voorbij kwam. Zodra zij een fietser - aangever [slachtoffer] - in het vizier kregen, zijn ze met bedekte gezichten en voorzien van een boksbeugel op de fietser afgerend met de bedoeling om hem te beroven. [slachtoffer] heeft weten te ontkomen, ondanks dat er is getracht hem van zijn fiets te duwen.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 9 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens - onder meer - gekwalificeerde diefstal is veroordeeld.
Het hof hanteert ter zake van (een voltooide) overtreding van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (ressortelijke) oriëntatiepunten die onder de omstandigheden van dit geval in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden impliceren. Strafverzwarend werkt in onderhavige zaak dat verdachte de poging tot beroving heeft gepleegd met twee mededaders, op de openbare weg en dat er bij verdachte - zoals reeds genoemd - sprake is relevante recidive. Aangezien in onderhavige zaak sprake is van een poging tot beroving, zal het hof - evenals de rechtbank en de advocaat-generaal - uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Het hof houdt voorts rekening met een omtrent verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 15 september 2010. Hieruit blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico bij verdachte. Verdachte is al op jonge leeftijd voor het eerst in aanraking gekomen met justitie. Het zou verdachte daarnaast ontbreken aan enig inzicht in zijn delictgedrag en problemen, alsmede aan sociale vaardigheden om zich in de maatschappij alleen te kunnen redden. In dit kader heeft de Reclassering aangegeven het wenselijk te achten nader onderzoek naar verdachte te laten verrichten door het NIFP, om inzicht te krijgen in de behandelingmogelijkheden van verdachte ten behoeve van zijn reclasseringstraject.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard inmiddels in te zien dat hij de verkeerde weg is ingeslagen. Hij heeft tevens aangegeven begeleiding nodig te hebben bij het op orde brengen van zijn leven, welke begeleiding hij ook zal accepteren.
Gelet op vorenstaande zal het hof een deel van voornoemde gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, welk deel - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - 9 maanden zal bedragen. Het hof zal een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin aan verdachte opleggen dan de rechtbank heeft gedaan om op deze wijze een voor verdachte grotere stok achter de deur te creëren. Verdachte heeft aangegeven een positieve wending aan zijn leven te willen geven, hij zal dit nu ook waar moeten maken. In het kader hiervan zal het hof als bijzondere voorwaarde bij de (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf bepalen dat verdachte zich stelt onder reclasseringstoezicht en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering, ook als dit inhoudt dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan een onderzoek en eventuele ambulante behandeling door het NIFP. Het hof heeft bij de op te leggen straf overigens mede in aanmerking genomen dat verdachte geen initiërende rol in het geheel heeft gehad.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de strafoplegging;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor wat betreft de strafoplegging, en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van negen maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien dat inhoudt dat veroordeelde moet meewerken aan een onderzoek en een eventuele ambulante behandeling door het NIFP;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.