ECLI:NL:GHLEE:2011:BP7336

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001379-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van uitkeringsfraude door gebrek aan informatie van het UWV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor uitkeringsfraude, waarbij zij werd beschuldigd van het opzettelijk niet verstrekken van benodigde gegevens aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) met betrekking tot haar werkzaamheden als zelfstandige. De tenlastelegging betrof het niet tijdig opgeven van zowel productieve als niet-productieve uren, wat volgens de aanklacht kon leiden tot bevoordeling van de verdachte zelf of een ander.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken. Het hof heeft de argumenten van de verdachte en haar raadsman in overweging genomen, waarbij werd gesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de verplichting om ook niet-productieve uren op te geven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van deze verplichting, noch dat het UWV haar hierover had geïnformeerd. De verdachte had weliswaar opgave gedaan van haar productieve uren, maar was niet geïnformeerd over het belang van de niet-productieve uren voor haar recht op uitkering.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet opzettelijk heeft nagelaten om de benodigde gegevens te verstrekken, omdat het UWV haar niet adequaat had geïnformeerd over haar verplichtingen. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van het UWV naar uitkeringsgerechtigden over hun verplichtingen en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

parketnummer: 24-001379-09
parketnummer eerste aanleg: 18-673014-08
Arrest van 10 maart 2011 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer,
op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 28 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. S. El Hami, advocaat te Groningen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het aan haar ten laste gelegde.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter.
Reeds daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 tot en met 5 maart 2006 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 25 van de Werkloosheidswet (WW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes WW-uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk nagelaten om tijdig en/of volledig en/of onverwijld uit eigen beweging het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op de hoogte te stellen van alle door verdachte al dan niet als zelfstandige verrichte werkzaamheden en/of (daaruit) genoten inkomsten.
Vrijspraak
Het hof acht - met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte - niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte heeft bestreden dat zij opzettelijk heeft nagelaten het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) op de hoogte te stellen van alle door haar als zelfstandige verrichte werkzaamheden. De verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat zij telkens opgave aan het UWV heeft gedaan van haar zogenaamde productieve uren, te weten die uren die zij daadwerkelijk heeft besteed aan het werken aan opdrachten.
De verdachte heeft voorts aangevoerd dat het haar niet bekend was dat zij aan het UWV niet alleen deze productieve of gefactureerde uren diende op te geven, maar tevens bepaalde niet-productieve uren, zoals de uren die zij heeft besteed aan acquisitie en
aan het voeren van administratie en correspondentie. De verdachte heeft tenslotte aangevoerd dat zij hieromtrent niet is geïnformeerd door het UWV, noch in persoonlijke gesprekken, noch door middel van brochures.
Het hof heeft geen bewijs aangetroffen voor de omstandigheid dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijze moest vermoeden dat de niet-productieve uren van belang waren voor de omvang van haar recht op uitkering, maar die uren niettemin opzettelijk niet heeft opgegeven. Dat aan die uren betekenis toekomt is niet onmiddellijk kenbaar uit de artikelen 8 of 20 van de Werkloosheidswet (hierna: WW), maar vloeit voort uit het criterium 'werkzaamheden uit hoofde waarvan men niet als werknemer in de zin van de WW wordt beschouwd' en de daaraan door het UWV en de rechtspraak gegeven invulling.
Uit de verslaglegging van het gesprek dat de verdachte heeft gehad op 4 maart 2004 met een medewerker van het UWV over haar start als zelfstandige blijkt niet dat het invullen van de werkbriefjes aan de orde is geweest, noch dat de verdachte is gewezen op het onderscheid tussen directe of productieve uren en indirecte of niet productieve uren, noch wat diende te worden begrepen onder "alle gewerkte uren".
Het hof stelt vast dat ook overigens uit het strafdossier niet is gebleken dat het UWV de verdachte op enige wijze heeft geïnformeerd over de aard van de uren die en het aantal uren dat zij als zelfstandige in het kader van de aan haar toegekende WW-uitkering diende te verstrekken aan het Uwv.
Op grond van het bovenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.