ECLI:NL:GHLEE:2011:BP7317

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.076.927/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen spoedeisend belang bij vordering tot zorgdragen voor huisarts door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding tussen [appellant] en Menzis Zorgverzekeraar N.V. [appellant] had in eerste aanleg gevorderd dat Menzis zorg zou dragen voor de beschikbaarheid van een huisarts in de nabijheid van zijn woonplaats, omdat hij door huisartsen in de omgeving was geweigerd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen had deze vordering afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was en Menzis voldoende zorgplicht had vervuld door afspraken te maken met de dokterswacht Friesland.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven herhaald, maar het hof oordeelde dat de vordering niet kon worden toegewezen. Het hof stelde vast dat de zorg voor individuele huisartsenzorg primair de verantwoordelijkheid van de huisarts is en niet door de zorgverzekeraar kan worden afgedwongen. Het hof achtte de door Menzis gemaakte afspraken met de dokterswacht aannemelijk en concludeerde dat [appellant] zelf weigerde naar de dokterswacht te gaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de grenzen van de zorgplicht van zorgverzekeraars en het belang van spoedeisendheid in kort geding procedures. Het hof concludeerde dat de vordering van [appellant] niet voldoende was onderbouwd en dat Menzis zich inspanningen had getroost om aan de zorgbehoefte van [appellant] te voldoen, ondanks zijn lastige gedrag.

Uitspraak

Arrest d.d. 25 januari 2011
Zaaknummer 200.076.927/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. E.Th. van Dalen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V,
voorheen Onderlinge Waarborgmaatschappij Menzis
Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd te Wageningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Menzis,
advocaat: mr. J.H. de Boer, kantoorhoudende te Enschede.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding- vonnis uitgesproken op 8 oktober 2010 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 3 november 2010 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Menzis tegen de zitting van 16 november 2010.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"om bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het op 8 oktober 2010 door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen, sector civiel recht onder zaaknummer 120875 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen, en, opnieuw recht doende, geïntimeerde alsnog te veroordelen om binnen één week van het ten deze te wijzen arrest, te bewerkstelligen dat gedurende de looptijd van de tussen partijen bij de Rechtbank Groningen lopende bodemprocedure er voor appellant een huisarts in de nabije woonomgeving van [woonplaats] beschikbaar is, die appellant ook in niet acute gevallen kan behandelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat geïntimeerde nalatig zal zijn aan de inhoud van dit gebod te voldoen en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties;"
Bij memorie van antwoord is door Menzis verweer gevoerd met als conclusie:
"Menzis is dan ook van mening dat zij haar zorgplicht buitengewoon serieus heeft genomen. Zij heeft voor haar verzekerden voldoende huisartsenzorg gecontracteerd, ook in de nabije omgeving van [appellant]. Menzis heeft getracht te bemiddelen voor [appellant]. Menzis heeft nog eens persoonlijk een groep huisartsen benaderd met de vraag of zij [appellant] als patient willen aannemen en of zij wellicht een oplossing zien voor [appellant]. Menzis heeft er voor gezorgd dat [appellant] voor huisartsenzorg terecht kan bij de Dokterswacht Friesland.
Met conclusie
Tot persistit!"
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. [appellant] woont in [woonplaats] en heeft met Menzis een zorgverzekering afgesloten. Zowel de drie in de directe nabijheid van [woonplaats] gevestigde huisartsen als de huisartsen in de verdere omgeving van [woonplaats] hebben geweigerd [appellant] als patiënt in hun praktijk op te nemen. Hij is een lastige patiënt die door huisartsen en hun medewerkers als agressief en intimiderend wordt ervaren.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. [appellant] heeft in een bodemprocedure gevorderd dat Menzis onder verbeurte van dwangsommen ertoe wordt veroordeeld om te bewerkstelligen dat voor hem een huisarts in de nabije omgeving van [woonplaats] beschikbaar is die hem ook in niet-acute gevallen kan behandelen. In dit kort geding is de vordering gelijkluidend, met dien verstande dat de veroordeling wordt gevraagd gedurende de looptijd van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft die voorziening geweigerd bij gebrek aan spoedeisend belang. Daarbij is de voorzieningenrechter ervan uitgegaan dat Menzis met de dokterswacht Friesland de afspraak heeft gemaakt dat [appellant] tijdens openingsuren (in de avonduren en in het weekend) voor niet-medische hulp op deze dokterswacht terecht kan.
3. De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Aan die grieven ligt (primair) de stelling ten grondslag dat de hiervoor genoemde afspraak niet bestaat. Het hof acht die afspraak echter evenals de voorzieningenrechter aannemelijk, gelet op de niet voor enig misverstand vatbare producties van de zijde van Menzis waaruit die blijkt. Dat de afspraak in de praktijk 'niet werkt' (de subsidiaire stelling van [appellant]), is slechts in zoverre aannemelijk geworden dat [appellant] zelf weigert naar de dokterswacht te komen als dat van hem wordt gevraagd. Niet aannemelijk is, dat [appellant] 'keer op keer wordt weggestuurd' en dat hem op oneigenlijke gronden (in strijd met de gemaakte afspraak) medicatie wordt onthouden. Ook het hof is daarom van oordeel dat het noodzakelijke spoedeisende belang ontbreekt. Voorts wordt het volgende overwogen.
4. De vordering is gebaseerd op de stelling dat Menzis verplicht kan worden te bewerkstelligen dat [appellant] een eigen huisarts krijgt die hem ook in niet-acute gevallen van geneeskundige eerstelijnszorg kan voorzien. Het hof volgt [appellant] daarin niet. Het verlenen van individuele huisartsenzorg is een verantwoordelijkheid van de huisarts. Behoudens wellicht bijzondere omstandigheden - die in dit geding niet aan de orde zijn - kan dergelijke zorg niet door de zorgverzekeraar worden afgedwongen. Daarom valt niet in te zien op grond van welke rechtsregel van Menzis kan worden verlangd dat zij bewerkstelligt dat voor [appellant] een huisarts in de nabije omgeving van [woonplaats] beschikbaar is. Dat neemt niet weg dat uit de door haar overgelegde producties blijkt dat Menzis zich ondanks de schofferende, zelfs bedreigende houding van [appellant] tot het uiterste voor hem heeft ingespannen. Die inspanningen hebben er zelfs toe geleid dat hij voor niet-spoedeisende hulp bij de dokterswacht terecht kan. Het ontbreekt de vordering dus aan een deugdelijke onderbouwing.
De slotsom.
5. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tariefgroep II, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Menzis tot aan deze uitspraak op € 640,-- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs M.W. Zandbergen, voorzitter, M.M.A. Wind en
G. van Rijssen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 25 januari 2011 in bijzijn van de griffier.