Parketnummer: 24-001280-09
Parketnummers eerste aanleg: 19-830071-09 en 19-620229-09
Arrest van 4 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
8 mei 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 19-830071-09 en 19-620229-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr. R. Bosma, advocaat te Assen, die heeft verklaard niet gemachtigd te zijn tot het ter terechtzitting voeren van de verdediging.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 225,-, de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaard en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter voor wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging zal bevestigen.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering zal verklaren wegens een gebrekkige onderbouwing van de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A:
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een jas en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 07 maart 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2009 tot en met 8 maart 2009 in de gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, een auto (kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Zaak B:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2008, te [plaats 2], althans in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een (bedrijfs)pand aan/nabij de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer televisietoestel(len), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die mededader(s), waarbij verdachte en/of die mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 01 september 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan/nabij de [straat], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de ouders van) [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
Zaak A:
1.
hij op 7 maart 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een jas en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2. primair
hij op 07 maart 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (kenteken [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
Zaak B:
1.
hij op 27 september 2008, te [plaats 2], tezamen en in vereniging met anderen, in een bedrijfspand aan de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen televisietoestellen, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en/of die mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 1 september 2008, te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de [straat], toebehorende aan de ouders van [benadeelde], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Het hof heeft de bewezenverklaring van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 2], het proces-verbaal van de Unit Forensische Opsporingstechniek met nummer [nummer] van 27 september 2008 en het Deskundigenrapport met bijlagen van het NFI van 10 november 2008 met als onderwerp DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde.
Uit het hierboven genoemde proces-verbaal van de Unit Forensische Opsporingstechniek volgt dat op 27 september 2008 een bloedspoor op het glas van de toegangsdeur van de winkel is bemonsterd en is voorzien van identiteitszegel [nummer].
Bij de vernieling van de in zaak B onder 2 bewezenverklaarde ruit werd eveneens bloed veilig gesteld. Dat bloedmonster werd voorzien van identiteitszegel [nummer]. De vernieling van deze ruit wordt door verdachte niet ontkend.
Uit het hierboven genoemde deskundigenrapport van het NFI volgt dat bij vergelijking van het DNA in het referentiemonster wangslijmvlies van verdachte (kenmerk [nummer]) met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen twee matches zijn gevonden.
Die matches zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 10844. Uit het rapport volgt dat het DNA in het sporenmateriaal met DNA-identiteitszegels [nummer]#01 en [nummer]#01, uit het profielcluster 10844, afkomstig kunnen zijn van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met deze DNA-profielen, is ten aanzien van beide sporen gesteld op kleiner dan één op één miljard.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
zaak B:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 1 september 2008 schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit. Hij heeft met dit handelen schade en overlast berokkend aan de gedupeerde. Voorts heeft verdachte zich met een ander en/of anderen op 27 september 2008 en op 7 maart 2009 schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Daarbij hebben zij een jas, sleutels, een auto en televisietoestellen buit gemaakt. Verdachte en zijn mededader(s) hebben hiermee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de benadeelden.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2010. Daaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof heeft daarnaast kennis genomen van de inhoud van een verdachte betreffend reclasseringsrapport van 26 juli 2010.
Mede gelet op de omstandigheid dat de (in zaak A bevolen) voorlopige hechtenis reeds op 4 juni 2009 is geschorst, ziet het hof geen aanleiding verdachte voor de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de ondergane voorlopige hechtenis. Daarom zal het hof volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich ter zitting van het hof binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de post 'glasservice' een vergoeding van 142,75 euro gevorderd. Uit het voegingsformulier blijkt echter dat de verzekeraar van de benadeelde partij dit bedrag reeds aan de benadeelde partij heeft vergoed. De vordering dient daarom ten aanzien van deze post te worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de post 'Adidas herenhorloge' een vergoeding van 140 - 150 euro gevorderd. Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij geen betrekking heeft op schade die rechtstreeks is toegebracht door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof is voorts van oordeel dat de behandeling van de vordering ten aanzien van de overige posten ('kozijn beschadiging', 'laminaat beschadiging' en 'vaas, bureau en pc beschadiging') een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zevenentachtig dagen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst af het ter zake van zaak B, feit 2, door de benadeelde partij gevorderde voor zover de vordering betrekking heeft op de post 'glasservice';
verklaart de benadeelde partij ter zake van zaak B, feit 2, niet-ontvankelijk voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ' Adidas herenhorloge', 'kozijn beschadiging', 'laminaat beschadiging' en 'vaas, bureau en pc beschadiging';
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.