Parketnummer: 24-001755-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-606134-07
Arrest van 4 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
27 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 150 uren. Zij heeft bij deze eis rekening gehouden met een onredelijke vertraging in de vervolging in de procedure in hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 3.239,76, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting van 15 juli 2010 toegelaten dat de tenlastelegging werd gewijzigd in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal. Aan de verdachte is met inachtneming daarvan en met verbetering van kennelijke schrijffouten ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 juli 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en/of een of meer (af)gebroken tanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meer kopstoten te geven en/of in het gezicht althans tegen het hoofd te stompen/slaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 08 juli 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] een of meer kopstoten heeft geven en/of die [benadeelde] in het gezicht althans tegen het hoofd te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 08 juli 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), een of meer kopstoten heeft geven en/of in het gezicht althans tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
primair:
hij op 8 juli 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en afgebroken tanden) heeft toegebracht, door deze opzettelijk kopstoten te geven en in het gezicht te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend aangever [benadeelde] te hebben mishandeld. Het hof overweegt het volgende.
De verklaringen van [benadeelde], zowel bij de politie als ter zitting van het hof afgelegd, komen authentiek op het hof over. Die verklaringen van [benadeelde] zijn gedetailleerd en vinden op essentiële onderdelen ondersteuning in de verklaringen van verdachte en van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Het hof acht de verklaringen van [getuige 2] en verdachte, voor zover zij spreken over [naam] uit [plaats] die [benadeelde] zou hebben mishandeld, ongeloofwaardig. Over de aanwezigheid van ene [naam] is pas ter zitting in hoger beroep voor het eerst verklaard. Zowel [getuige 2] als verdachte kunnen de persoon [naam] en zijn verblijfplaats niet nader aanduiden. Verder blijkt uit de verklaringen van [benadeelde] en [getuige 1] niet van een incident met [benadeelde] waarbij een ander persoon dan verdachte en [getuige 2] betrokken was.
Weliswaar verklaart [getuige 2] bij de politie over een door hem niet bij naam genoemde persoon, maar die verklaring is in strijd met de verklaringen van aangever en [getuige 1] en wordt door geen enkele verklaring ondersteund.
Ter zitting van 15 juli 2010 zijn door de verdediging twee schriftelijke verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 4] overgelegd. Uit die verklaringen blijkt echter dat zij geen getuige zijn geweest van het incident waarbij aangever gewond is geraakt en dat zij daar dus niet uit eigen waarneming over kunnen verklaren.
Ondanks de ontkenning van verdachte acht het hof op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [benadeelde] heeft mishandeld.
Ter zitting van het hof heeft aangever [benadeelde] over het door hem opgelopen letsel verklaard. De neus van aangever [benadeelde] is na meer dan drie jaren na de mishandeling nog niet hersteld. Aangever is tweemaal aan zijn neus geopereerd en een derde operatie is noodzakelijk gebleken. Gelet op vorenstaande is het hof van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 juli 2007 met een ander schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [benadeelde]. Naar aanleiding van een woordenwisseling heeft verdachte [benadeelde] kopstoten gegeven. Vervolgens heeft de medeverdachte [benadeelde] tegen zijn neus gestompt. Tengevolge hiervan heeft [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en afgebroken tanden opgelopen. Ter zitting heeft [benadeelde] verklaard dat zijn neus na twee operaties nog niet volledig hersteld is en dat daarvoor een derde operatie nodig is. Verdachte en diens medeverdachte hebben door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook wordt de openbare orde aangetast door dergelijk (zinloos) uitgaansgeweld.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting wordt bij een feit als het onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden als uitgangspunt genomen. Hoewel verdachte - blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2010 - niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden straf passend en geboden. De door de advocaat-generaal gevorderde straffen doen naar het oordeel van het hof geen recht aan de bijzondere ernst van het feit.
Nu er in de procedure in hoger beroep echter sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de straf verminderen. Het hof zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat diens vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Tegenover de vordering van de benadeelde partij is door verdachte slechts aangevoerd, dat hij geen schade heeft aangericht en de schade dus niet wil vergoeden. De raadsman heeft zich aan het oordeel van het hof gerefereerd. Aldus is de vordering niet voldoende weersproken. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot het bedrag van
€ 3239,76, met dien verstande, dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van drieduizend tweehonderdnegenendertig euro en zesenzeventig cent;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend tweehonderdnegenendertig euro en zesenzeventig cent ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeënveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. H. Heins en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Heins voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.