ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6541

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001745-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot zware mishandeling van levensgezel met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige levensgezel. De feiten vonden plaats op 27 april 2007, waarbij de verdachte zijn levensgezel van de trap duwde en haar bij de keel vastpakte, wat leidde tot ernstig letsel. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op verschillende data tussen 2009 en 2011, werd vastgesteld dat de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen. De advocaat-generaal had gevorderd tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, maar het hof oordeelde dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen en besloot de gevangenisstraf te verlagen naar tien weken.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, met inachtneming van de tijd die hij al in verzekering had doorgebracht. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken gevangenisstraf gelast. Het hof heeft in zijn overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het geweld op het slachtoffer meegewogen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001745-08
Parketnummers eerste aanleg: 17-753218-08 en 15-1333 63-04 (TUL)
Arrest van 2 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 6 januari 2009, 13 juli 2009, 23 november 2009, 9 november 2010 en op
16 februari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken en dat het hof de vordering tenuitvoerlegging van 2 weken gevangenisstraf zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 27 april 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -op het moment dat die [slachtoffer] halverwege de trap was- van de trap naar beneden te duwen en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, hand(en) die [slachtoffer] bij de keel/hals vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) -gedurende enige tijd- de keel/hals dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of met zijn, verdachtes, handen die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft vast te pakken en/of op te tillen en/of (vervolgens) tegen een muur te duwen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd te stompen en/of te slaan, en/of meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het lichaam, te stompen en/of te duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 27 april 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer], -op het moment dat die [slachtoffer] halverwege de trap was- van de trap heeft geduwd en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, hand(en) die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) -gedurende enige tijd- de keel/hals dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of met zijn, verdachtes, handen die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of opgetild en/of (vervolgens) tegen een muur heeft geduwd en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd gestompt en/of geslagen, en/of meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het lichaam heeft gestompt en/of geduwd, - ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op/tegen de trap viel - waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 27 april 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -op het moment dat die [slachtoffer] halverwege de trap was- van de trap naar beneden te duwen en met zijn, verdachtes, hand die [slachtoffer] bij de keel/hals vast te pakken en op te tillen en vervolgens tegen een muur te duwen en tegen het hoofd te stompen en met kracht tegen het lichaam te duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige levensgezel [slachtoffer], door [slachtoffer] (onder meer) van een trap te duwen, haar bij haar keel vast te pakken en tegen haar hoofd te stompen. [slachtoffer] was zwanger ten tijde van het voorval. Door aldus te handelen heeft verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer]. Vandaag de dag ondervindt [slachtoffer] nog steeds de lichamelijke gevolgen van het incident. Zij draagt thans vanwege chronische pijnen een apparaat bij zich dat de pijnprikkels onderdrukt, die zij anders constant zou voelen. Er is weinig uitzicht op volledig herstel, zo schrijft [slachtoffer] in haar slachtofferverklaring van 18 januari 2011.
Verdachte is blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 december 2010 eerder veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ter zake van zware mishandeling.
Het hof heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit het dossier zijn gebleken. Voorts heeft het hof gelet op het voorlichtingsrapport d.d. 27 februari 2009 en het reclasseringsrapport d.d. 8 maart 2010, beide opgemaakt door de afdeling reclassering van het Leger des Heils te Groningen.
Het bewezen verklaarde betreft een zeer ernstig geval van huiselijk geweld. Het duwen van een persoon van een trap immers kan, door het terechtkomen in een vrije val, vergaande gevolgen hebben voor die persoon. [slachtoffer] heeft het van de trap geduwd worden ingrijpende gevolgen gehad. Gelet daarop is slechts een vrijheidsstraf aangewezen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte aanvankelijk geen medewerking heeft verleend aan een reclasseringsonderzoek. Eerst nadien is op verzoek van verdachte alsnog het reclasseringsrapport van 27 februari 2009 uitgebracht. Daarnaast is verdachte geen enkele keer ter terechtzitting van het hof verschenen. De persoonlijke omstandigheden, zoals deze naar voren komen uit het rapport van 27 februari 2009, zijn voor het hof aanleiding geweest een aanvullend reclasseringsrapport te vragen.
Weliswaar is verdachte na vonniswijzing door de eerste rechter betrokken geweest bij een verkeersongeval, als gevolg waarvan hij (onder meer) te kampen heeft met geheugenstoornissen. Voor zijn hersenbeschadiging is verdachte onder behandeling (geweest) van psycholoog Fekkes in verband met een aantasting van zijn informatieverwerkend vermogen.
Uit het rapport van 8 maart 2010 komt naar voren dat de behandeling van verdachte is overgedragen aan neuroloog Sulke, werkzaam in een ziekenhuis nabij [woonplaats]. Nadere gegevens over de resultaten van zijn behandeling zijn - hoewel die (inmiddels) bij verdachte bekend moeten zijn en hem geadviseerd is deze mee te nemen naar de zitting van het hof - niet bekend geworden. Verdachte komt op de rapporteur Wubs over als een persoon met een beperkter reactievermogen en een enigszins teruggelopen spraakvermogen.
Een strafadvies ontbreekt in het laatstgenoemde rapport. Het hof acht verdachte op grond van dit rapport niet detentieongeschikt.
Het hof komt tot een andere strafduur dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. De gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde. Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is. Hierbij heeft het hof betrokken de inmiddels enigszins gedateerde pleegdatum van het bewezenverklaarde.
Het hof constateert voorts dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Verdachte heeft zich op 27 april 2007 schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde. Hiervoor is hij op 2 juli 2008 door de rechter in eerste aanleg veroordeeld. Op 2 juli 2008 is verdachte van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Vervolgens is het dossier op
29 oktober 2008 bij het hof binnengekomen.
Op 6 januari 2009 is het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aangevangen. Het onderzoek is op genoemde datum geschorst, omdat het reclasseringsrapport, dat op verzoek van verdachte is aangevraagd, niet gereed is. Op 13 juli 2009 wordt het onderzoek voortgezet. Op die datum blijkt er geen rechtsgeldige oproeping van verdachte te hebben plaatsgevonden. Het onderzoek wordt om voormelde reden geschorst. Vervolgens wordt het onderzoek op 23 november 2009 voortgezet. Verdachte blijkt ziek te zijn en het hof acht zich tevens onvoldoende voorgelicht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zodat het onderzoek wordt aangehouden. Wanneer op 9 november 2010 het onderzoek wordt voortgezet, blijkt geen rechtsgeldige betekening van de oproeping van verdachte te hebben plaatsgevonden. Daarop wordt de zaak wederom aangehouden. Uiteindelijk vindt op 16 februari 2011 de inhoudelijke behandeling van de zaak plaats.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep bijna 28 maanden heeft geduurd. De behandeling van deze zaak is op 6 januari 2009 aangehouden op verzoek van verdachte. Daarentegen is de behandeling ter zitting tweemaal aangehouden wegens een niet correcte oproeping van verdachte.
Nu de overschrijding van de redelijke termijn met name te wijten is aan het openbaar ministerie, past het hof, op grond van de geldende jurisprudentie, een korting toe op de gevangenisstraf, hetgeen betekent dat het hof in plaats van 3 maanden gevangenisstraf, een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken zal opleggen.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 15/133363-04
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 10 februari 2006 met parketnummer 15/133363-04, is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 25 februari 2006, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan.
De officier van justitie heeft op 21 mei 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde (tevens soortgelijke) feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 27, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van tien weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 10 februari 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.