ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6250
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- K. Lahuis
- W.M. van Schuijlenburg
- G.M. Meijer-Campfens
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van uitkeringsfraude door gebrek aan opzet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor uitkeringsfraude, waarbij hem ten laste was gelegd dat hij opzettelijk gebruik had gemaakt van voorzieningen die betaald werden uit een uitkering, terwijl hij wist dat deze uitkering door misdrijf was verkregen. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om melding te maken van zijn woonsituatie bij de uitkeringsinstantie. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte, mede gezien zijn beperkte taalvaardigheid en de omstandigheden waaronder hij in de woning van de medeverdachte verbleef. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich bewust was van de noodzaak om melding te maken van zijn situatie. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van opzet in strafzaken en de rol van bewijsvoering in het strafrecht.