ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6056

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002597-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling minderjarige verdachte voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden. De minderjarige verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, gepleegd tussen 19 juli 2009 en 19 december 2009. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren. De Tul-vordering werd toegewezen, maar de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard.

De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot jeugddetentie en had op de vordering van de benadeelde partij beslist. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een veroordeling tot jeugddetentie en de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een jeugddetentie van één week op, die voorwaardelijk werd opgelegd.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten, maar dat hij zich na de bewezen verklaarde feiten niet meer aan dergelijke feiten heeft schuldig gemaakt. De verdachte lijkt zich positief te ontwikkelen en heeft een vaste baan.

De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor de beschadiging van dakpannen en auto's, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet rechtstreeks was toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Het hof heeft de kosten van het geding voor de benadeelde partij op nihil vastgesteld. De tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde jeugddetentie werd gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002597-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-675441-10
Parketnummer TUL: 17-675382-09
Arrest van 25 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Poiesz, advocaat te Sneek.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een week jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van drie weken jeugddetentie, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter Leeuwarden d.d. 5 november 2009. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 19 juli 2009 en 19 december 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een woning, welk geweld bestond uit
- het (telkens) gooien van een of meer voorwerpen (zoals flessen, spijkers, pakjes of blikjes drinken, vuurwerk, modder, appels, eikels, ijzerwerk) naar / tegen / in de richting van die woning.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode gelegen tussen 19 juli 2009 en 19 december 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een woning, welk geweld bestond uit het gooien van voorwerpen (zoals flessen) tegen / in de richting van die woning.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode gelegen tussen 19 juli 2009 en 19 december 2009 samen met een ander of anderen meermalen openlijk geweld gepleegd tegen de woning gelegen aan de [straat] te [plaats] door flessen tegen en in de richting van die woning te gooien. Deze feiten vormen een ernstige inbreuk op het welbevinden van de bewoners van de woning en het eigendomsrecht van die bewoners.
Voorts is uit het onderzoek ter zitting van het hof gebleken, dat verdachte zich ook aan een ander strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Dit strafbaar feit is ad informandum gevoegd en is vermeld op de dagvaarding. Dit ad informandum gevoegde strafbare feit, dat ter zitting bij de rechtbank door verdachte is erkend als door hem te zijn begaan, zal het hof meewegen in de aan verdachte op te leggen straf, welk feit daarmee is afgedaan.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d.
16 december 2010 blijkt enerzijds, dat hij zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten en anderzijds, dat verdachte na de thans bewezen verklaarde feiten geen dergelijke feiten meer heeft gepleegd.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 25 juni 2010 en de rapportage van Bureau Jeugdzorg d.d.
14 juli 2010. Hieruit blijkt dat de inmiddels meerderjarige verdachte onder andere moeite heeft om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn functioneren. Dit heeft er onder andere in geresulteerd dat, ondanks meerdere waarschuwingen van Bureau Jeugdzorg en de beloftes van de zijde van verdachte, op 23 juli 2010 een negatieve terugmelding heeft plaatsgevonden ten aanzien van de op 20 november 2009 opgelegde maatregel Hulp en Steun na voorwaardelijke veroordeling. Daarnaast komt uit de rapportages overigens het beeld naar voren dat verdachte zich positief lijkt te ontwikkelen. Hij heeft thans een vaste baan en van recente recidive is niet gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 1 week passend en geboden is. Het hof ziet, gelet op de recente bestraffing alsmede de omstandigheid dat verdachte zijn leven wat op orde heeft gekregen en in rustiger vaarwater lijkt te zijn gekomen, aanleiding om voormelde jeugddetentie geheel voorwaardelijk op te leggen. De daaraan te verbinden proeftijd van twee jaren beoogt verdachte ervan te weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. Voor oplegging van een andere, lichtere strafmodaliteit zoals door de raadsman is verzocht, ziet het hof - gelet op de ernst van het bewezenverklaarde - geen ruimte.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in haar vordering niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij dit ziet op vergoeding van de beschadiging van de dakpannen (posten 1 en 2) en op vergoeding van de beschadiging aan twee auto's (posten 3 en 4), is het hof van oordeel dat dit niet betreft schade die rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor bewezen verklaarde feit. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 5 november 2009 met parketnummer 17-675382-09 is verdachte onder meer veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 20 november 2009. De proeftijd is op dezelfde datum ingegaan.
De officier van justitie heeft op 17 september 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde jeugddetentie onder meer omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde jeugddetentie gelasten. De raadsman heeft bepleit om in plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten de proeftijd te verlengen. Het hof ziet daartoe geen aanleiding. Het hof overweegt daarbij dat eveneens sprake is geweest van het niet nakomen van de bijzondere voorwaarde opgelegd bij de voorwaardelijke straf in zodanige mate, dat tenuitvoerlegging ook op die grond geboden zou zijn.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77dd en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van één week;
beveelt, dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 5 november 2009 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten: jeugddetentie voor de duur van drie weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. H. de Hek, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij als griffier. Mr. A. Dijkstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.