ECLI:NL:GHLEE:2011:BP5377

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000041-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van een ambtenaar en een persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van twee mishandelingen, gepleegd op 17 november 2007. De eerste mishandeling betrof een hoofdagent van de politie, die tijdens de uitoefening van zijn functie door de verdachte tegen het hoofd was geslagen. De tweede mishandeling betrof een andere persoon, die door de verdachte aan de haren was getrokken en tegen haar lichaam was geschopt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 550,-, met een subsidiaire straf van 11 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter rekening gehouden met de ouderdom van de feiten, de psychische toestand van de verdachte ten tijde van de feiten, en de positieve veranderingen in haar leven sindsdien. De verdachte heeft verklaard dat zij destijds in de war was door medicatie en alcoholgebruik, wat leidde tot de agressieve uitbarstingen.

Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van 1 jaar. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van onredelijke vertraging in de procedure, maar heeft geen strafvermindering toegepast. De uitspraak benadrukt de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000041-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753310-08
Arrest van 22 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 22 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 550,- subsidiair 11 dagen vervangende hechtenis. Hij heeft bij zijn eis rekening gehouden met een onredelijke vertraging tijdens de procedure in hoger beroep.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
zij op of omstreeks 17 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [slachtoffer 1], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
zij op of omstreeks 17 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, in elk geval een maal, aan de haren heeft getrokken en/of tegen haar lichaam heeft geschopt en/og getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1:
zij op 17 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [slachtoffer 1], gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen diens hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;
feit 2:
zij op 17 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen aan de haren heeft getrokken en tegen haar lichaam heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1: mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2: mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van verdachte en haar financiële omstandigheden, voor zover daarvan ter zitting van het hof is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 november 2007 twee personen, waaronder een politiefunctionaris, mishandeld. Zij heeft pijn bij de slachtoffers veroorzaakt en hun lichamelijke integriteit aangetast. Voor zover het de mishandeling van de politiefunctionaris betreft heeft verdachte ook blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de politieambtenaar en heeft het gezag van de politie ondermijnd en haar belemmerd in de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij destijds in de war was, medicijnen tegen psychoses gebruikte en daarbij veel alcohol dronk. Die combinatie zorgde volgens verdachte voor een agressie-aanval, met de mishandelingen ten gevolge.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij spijt van haar handelen heeft en dat ze haar verantwoordelijkheid heeft genomen en haar leven heeft gebeterd. Ze heeft verklaard dat zij sinds 2,5 jaren geen alcohol meer drinkt, therapie bij de forensische psychiatrie heeft gevolgd en sindsdien geen agressie-aanvallen meer heeft gehad. Ze heeft verder verklaard dat ze nu een stabiele relatie heeft en een stabiel leven leidt.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2010 is gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op de ouderdom van de feiten, de psychische toestand van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en positieve wending in het leven van verdachte ziet het hof aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete op te leggen, maar dan geheel voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 1 jaar.
Het hof heeft bij de straftoemeting het ad informandum gevoegde feit, vermeld op de inleidende dagvaarding (eveneens met parketnummer 17-753310-08). Dit feit is door verdachte tijdens het politieverhoor erkend. Hiermee is dit feit afgedaan.
Het hof is tot slot van oordeel dat er sprake is van onredelijke vertraging in de vervolging in de zin van artikel 6 EVRM. Na het instellen van het hoger beroep tot aan de uitspaak is meer dan 2 jaren verstreken. Omdat het hof een geheel voorwaardelijke straf zal opleggen, zal worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6 EVRM en zal geen strafvermindering worden toegepast.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van elf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.