Parketnummer: 24-000772-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-755132-08
Arrest van 22 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 uren vervangende hechtenis, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [straat] aldaar) met het oogmerk
- om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnaie (met inhoud) en/of bier en/of weed en/of een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, of
- van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnaie (met inhoud) en/of bier en/of weed en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bij welk feit verdachte en/of zijn mededader zich eveneens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of genoemde goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen met zijn mededader,
een honkbalknuppel ter hand heeft genomen en/of met die honkbalknuppel een ruit (van de achterdeur) van genoemde woning heeft ingeslagen en/of door die ontstane opening de woning is binnengegaan en/of die [benadeelde] bij/aan het lichaam heeft (vast)gepakt en/of vastgehouden en/of (met kracht) meermalen met de honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van de [benadeelde] heeft geslagen en/of met de tot vuist gebalde hand in de maagstreek van die [benadeelde] heeft gestopt en/of in/tegen het gezicht van die [benadeelde] heeft geslagen en/of tegen het/de be(e)n(en) van die [benadeelde] heeft geschopt en/of met de honkbalknuppel tegen een kast heeft geslagen en/of een computer op/tegen de grond heeft gegooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [straat] aldaar) met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een portemonnaie (met inhoud) en/of bier en/of weed en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbrekingen/of inklimming;
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, te weten [benadeelde], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet, die [benadeelde] bij/aan het lichaam heeft/hebben (vast)gepakt en/of vastgehouden en/of (met kracht) meermalen, met een honkbalknuppel en/of met de tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of tegen het/de be(e)n(en) van die [benadeelde] heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [straat] en in gebruik bij [benadeelde], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s).
Verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde omdat er geen sprake is van een gezamenlijk opzet op het plegen van de ten laste gelegde feiten.
Bij de beoordeling van dit verweer gaat het hof uit van het dossier en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard. Dan blijkt het volgende.
Verdachte was op 13 juni 2008 's avonds op bezoek bij [medeverdachte]. [medeverdachte] dronk in aanwezigheid van verdachte 4 of 5 blikken bier en raakte sneller aangebrand en kreeg een kort lontje. [medeverdachte] was kwaad op [benadeelde] omdat die 's middags zijn vriendin had bedreigd en geld uit zijn woning had gehaald. [medeverdachte] wilde verhaal halen bij [benadeelde] en het geld terughalen. Verdachte besloot met [medeverdachte] mee te gaan, naar zijn zeggen om te voorkomen dat het uit de hand zou lopen.
[medeverdachte] is in de auto van verdachte gestapt. In de auto zag verdachte dat [medeverdachte] een honkbalknuppel bij zich had. Hij heeft [medeverdachte] naar de woning van [benadeelde] gereden. Beiden zijn uitgestapt, [medeverdachte] had de knuppel bij zich. Op bellen en roepen van [medeverdachte] werd niet opengedaan en [benadeelde] liet ook verbaal blijken dat hij niemand binnen wilde laten. [medeverdachte] is naar achteren gelopen en is het huis binnengegaan via een raam dat hij met de honkbalknuppel heeft ingeslagen. Verdachte is achter [medeverdachte] aan door dat raam naar binnen gegaan. In de woning heeft verdachte een stofzuigerbuis afgepakt van [benadeelde] die hij in zijn hand had en heeft gezien dat [medeverdachte] [benadeelde] met de knuppel op het hoofd sloeg. Ook heeft verdachte [benadeelde] toegeroepen dat hij de vriendin van [medeverdachte] en de kinderen niet moest bedreigen.
Op grond van het bovenstaande oordeelt het hof dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte, gericht op de feiten zoals die in de tenlastelegging zijn verwoord. Verdachte wist dat [medeverdachte] ontzettend kwaad was, onder invloed van alcohol verkeerde en een slagwapen bij zich droeg. Hij heeft [medeverdachte] desondanks vervoerd naar de woning en heeft passief door zijn aanwezigheid en actief door een verdedigingsmiddel af te pakken van [benadeelde] en zich verbaal niet onbetuigd te laten, een niet onbelangrijk aandeel gehad in de voltrokken feiten.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 13 juni 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [straat] aldaar) met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnaie (met inhoud) en bier en weed en een telefoon, toebehorende aan die [benadeelde], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen met zijn mededader, een honkbalknuppel ter hand heeft genomen en met die honkbalknuppel een ruit (van de achterdeur) van genoemde woning heeft ingeslagen en door die ontstane opening de woning is binnengegaan en die [benadeelde] bij het lichaam heeft (vast)gepakt en vastgehouden en (met kracht) meermalen met de honkbalknuppel tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van de [benadeelde] heeft geslagen en met de tot vuist gebalde hand in de maagstreek van die [benadeelde] heeft gestompt en in/tegen het gezicht van die [benadeelde] heeft geslagen en tegen het been van die [benadeelde] heeft geschopt en met de honkbalknuppel tegen een kast heeft geslagen en een computer op de grond heeft gegooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
afpersing, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 13 juni 2008 heeft verdachte zich met een ander schuldig gemaakt aan afpersing van [benadeelde], waarbij van [benadeelde] goederen zijn meegenomen. Verdachte en zijn mededader hebben door de afpersing een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van [benadeelde] en hebben door het gebruik van geweld daarnaast een ernstige inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2010. Daaruit is gebleken dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Het hof zal verdachte derhalve veroordelen conform die eis. Het besluit op bezwaar van 5 maart 2009, waaruit volgt dat verdachte als gevolg van het bewezenverklaarde feit niet de vereiste toestemming heeft verkregen als beveiliger beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten, maakt dit niet anders. Gelet op de aard en de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met oplegging van een mildere straf.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden. Die schade kan aan de verdachte worden toegerekend. Het hof zal de vordering voor zover het betreft de posten 'geld uit de portemonnee' en 'bier en wiet' toewijzen nu deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 32,-, met dien verstande, dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige (betreffende de posten 'computer' en 'vloer') niet betrekking heeft op schade, die rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor bewezenverklaarde feit. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van het slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderd dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeëndertig euro;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeëndertig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.