ECLI:NL:GHLEE:2011:BP5348

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000924-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor fietsendiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1988, was eerder vrijgesproken van twee misdrijven, maar werd ter zake van twee fietsendiefstallen veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld voor de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de advocaat-generaal primair heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in het hoger beroep, omdat hij zou hebben verklaard zijn raadsman nooit de opdracht te hebben gegeven om hoger beroep in te stellen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de raadsman, mr. J.W. Brouwer, bevoegd was om het hoger beroep in te stellen, en heeft de verdachte ontvankelijk verklaard.

Tijdens de zitting heeft de raadsman aangevoerd dat de inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig was, omdat hij niet binnen 15 uren na zijn aanhouding in verzekering was gesteld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte tijdig is voorgeleid aan de (hulp-)officier van justitie, en heeft het verweer van de raadsman verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een opoefiets en een damesfiets, en heeft de verdachte strafbaar geacht. De verdachte heeft aangegeven liever een werkstraf te willen uitvoeren dan een gevangenisstraf, en het hof heeft besloten om hem een werkstraf op te leggen, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en de wens om zijn leven te beteren. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000924-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-620049-09
Arrest van 22 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 23 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Bonthuis, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van de hem onder 2 en 3 ten laste gelegde misdrijven en hem ter zake van de onder 1 en 4 ten laste gelegde misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het hoger beroep strekt zich, zo blijkt uit de akte rechtsmiddel, uit tot de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte primair niet-ontvankelijk in het hoger beroep zal verklaren nu hij ter zitting heeft verklaard dat hij zijn toenmalige raadsman nooit de opdracht heeft gegeven hoger beroep in te stellen.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het onder 1 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 6 april 2009 heeft mr. J.W. Brouwer namens verdachte hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. In de akte rechtsmiddel is opgenomen dat mr. Brouwer bepaaldelijk gevolmachtigd was om namens verdachte hoger beroep in te stellen. Het hof beschikt niet over informatie waaruit het tegendeel blijkt. Het hof zal verdachte in zoverre ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd, dat:
1.
verdachte op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 12 januari 2009, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een opoefiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die mededader(s);
4.
verdachte op een tijdstip in of omstreeks de periode van 12 november 2008 tot en met 18 november 2008, te [plaats 2] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets (merk Cumberland), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s).
Verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de inverzekeringstelling van verdachte onrechtmatig is geweest omdat hij niet binnen 15 uren na zijn aanhouding in verzekering is gesteld. Aan dit vormverzuim dient volgens de raadsman op de voet van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering het rechtsgevolg van strafvermindering te worden verbonden.
Het hof gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Verdachte is op 9 januari 2009 te 19.50 uur in Amsterdam aangehouden. Hij is vervolgens overgebracht naar een politiebureau in Amsterdam, in afwachting van transport. Verdachte arriveerde daar om 19.52 uur. Daaropvolgend werd verdachte overgebracht naar het cellencomplex van het politiebureau in Assen. Verdachte arriveerde op 10 januari 2009 te 01.40 uur in het cellencomplex. Op 14.15 uur vond de voorgeleiding van verdachte plaats.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 53, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, draagt de opsporingsambtenaar er zorg voor dat de aangehoudene ten spoedigste wordt voorgeleid voor de (hulp-)officier van justitie. De voorgeleiding wordt als beëindigd beschouwd op het moment dat de verdachte op de plaats van verhoor arriveert. Vervolgens moet worden beslist over het ophouden voor onderzoek.
Een aangehouden persoon wordt op grond van art 61, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor maximaal 6 uren opgehouden voor onderzoek. Die termijn begint te lopen op het moment dat de (hulp-)officier van justitie beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek (NJ 2004, 590). De tijd die verstrijkt tijdens de overbrenging van de verdachte naar een plaats van onderzoek wordt bij de berekening van de zes uren niet meegeteld (NJ 1988, 918). Dat neemt niet weg dat de eventuele wachttijd voor transport zo kort mogelijk moet worden gehouden.
Voorts is van belang dat voor de berekening van de termijnen op grond van lid 2 van artikel 61 Sv, de tijd tussen middernacht en negen uur 's morgens niet meegerekend wordt.
De beoordeling
Het hof stelt vast dat verdachte na zijn aanhouding ten spoedigste is overgebracht naar het cellencomplex in Assen. Omdat verdachte daar na middernacht is gearriveerd, is de 6-urentermijn ingegaan op 9.00 uur. Gelet daarop is verdachte na zijn aanhouding tijdig voorgeleid aan een (hulp-)officier van justitie. Het hof stelt op grond hiervan vast dat de inverzekeringstelling van verdachte rechtmatig is geweest en verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
verdachte in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 12 januari 2009, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een opoefiets, toebehorende aan [slachtoffer 1];
4.
verdachte in de periode van 12 november 2008 tot en met 18 november 2008, te [plaats 2] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, toebehorende aan [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 1 en 4 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met een ander tweemaal schuldig gemaakt aan fietsendiefstal. Verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van de fietsen.
Het hof heeft rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2011. Daaruit is gebleken dat verdachte voor de pleegdatum van de bewezenverklaarde feiten niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Nadien is verdachte wel veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een rapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 13 januari 2011.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij liever geen gevangenisstraf zou ondergaan, maar een werkstraf wil verrichten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij, na zijn laatste detentie, zijn leven probeert te beteren en dat dat tot nu toe gelukt is. Hij en zijn vriendin krijgen samen een kind. Hij heeft verklaard dat hij beseft dat hij de verantwoordelijkheid voor een gezin zal gaan dragen en is daartoe ook bereid. Hij heeft verklaard dat hij met die toekomst een doel in zijn leven heeft.
In beginsel is de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf een passende straf. Het hof zal verdachte echter, gelet op het bovenstaande, een kans geven aan te tonen dat hij zijn leven op de rails kan houden. Het hof zal daarom een werkstraf opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.