parketnummer: 24-002127-10
parketnummer eerste aanleg: 17-675475-10
Arrest van 21 februari 2011 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 augustus 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Ilicic, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 250,-, subsidiair vijf dagen vervangende jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2010 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het (meermalen) in en/of tegen het gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam slaan en/of het (meermalen) tegen het lichaam (waaronder/te weten het been (de knie en/of de enkel) en/of de zij) schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen aan hem is ten laste gelegd. Meer in het bijzonder heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij enkel heeft geprobeerd de vechtende partijen uit elkaar te halen en dat deze actie van hem door anderen mogelijk onjuist is gezien of geïnterpreteerd als een gewelddadige deelname aan het gevecht, zondere nobele bedoelingen. Het hof acht deze lezing van de feiten van de verdachte niet geloofwaardig en grondt dit op het volgende.
[getuige] heeft in het verhoor van 17 juni 2010 verklaard dat de verdachte slaande en schoppende bewegingen heeft gemaakt. In het proces-verbaal van dit verhoor is vermeld dat [getuige] is gehoord in de Engelse en Duitse taal, dat zowel [getuige] als de verhorende verbalisant die talen spreken en begrijpen en dat met [getuige] is overeengekomen om in die talen te communiceren.
De verdachte heeft in het verhoor van 18 juni 2010 verklaard dat hij samen met een aantal anderen, onder wie de medeverdachte [medeverdachte 1], achter een Nederlandse jongen aanliep, dat die Nederlandse jongen werd getackeld en dat de medeverdachte [medeverdachte 1] die Nederlandse jongen vervolgens tegen zijn been en zijn achterwerk heeft geschopt. In het proces-verbaal van dit verhoor is vermeld dat de verdachte is gehoord in de Engelse taal, dat zowel de verdachte als de verhorende verbalisant die taal spreken en begrijpen en dat met de verdachte is overeengekomen om in die taal te communiceren.
[medeverdachte 1] heeft in het verhoor van 17 juni 2010 verklaard dat de verdachte een Nederlandse jongen de pas heeft afgesneden, deze jongen onderuit heeft geschopt en deze jongen tegen de benen en tegen de heup heeft geschopt, toen deze jongen op de grond was gevallen. In het proces-verbaal van dit verhoor is vermeld dat [medeverdachte 1] is gehoord in de Duitse taal, dat zowel [medeverdachte 1] als de verhorende verbalisant die taal spreken en begrijpen en dat met [medeverdachte 1] is overeengekomen om in die taal te communiceren.
[medeverdachte 2] heeft in het verhoor van 17 juni 2010 verklaard dat een viertal jongens, onder wie de verdachte, in gevecht was met een aantal Nederlanders.
In het proces-verbaal van dit verhoor is vermeld dat [medeverdachte 2] is gehoord in de Duitse taal, dat zowel [medeverdachte 2] als de verhorende verbalisant die taal spreken en begrijpen en dat met [medeverdachte 2] is overeengekomen om in die taal te communiceren.
Het hof heeft geen enkele aanwijzing op grond waarvan deze verklaringen van de getuige [getuige], de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als niet accuraat, niet betrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld.
Het hof heeft evenmin aanwijzingen op grond waarvan betwijfeld zou kunnen worden of deze verklaringen een juiste weergave van het verhoor zijn, ten gevolge van mogelijke taalproblemen, dan wel vertaalproblemen tussen genoemde getuige, de verdachte en de medeverdachten enerzijds en de verhorende politiemedewerkers anderzijds.
Gelet op hetgeen deze getuige, de verdachte en deze medeverdachten aldus bij de politie hebben verklaard over het aandeel en de rol van de verdachte in het openlijk geweld dat is gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], heeft de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan die geweldpleging.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven in de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juni 2010 te [plaats] met anderen op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het in het gezicht en elders op of tegen het lichaam slaan van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], en het meermalen schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en het meermalen schoppen tegen het lichaam, te weten het been (de knie en de enkel) en de zij van [slachtoffer 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 16 juni 2010 samen met een aantal Duitse medescholieren schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], zoals bewezen verklaard. De verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij anderen die hier ongewild getuige van zijn geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2011 is gebleken dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Dit pleit in het voordeel van de verdachte.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen.
Het hof is - met de advocaat-generaal - van oordeel dat de gevorderde geldboete in het geval van de verdachte recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en zijn persoonlijke omstandigheden.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de (beperkte) financiële draagkracht van de verdachte.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht.
Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77l en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.