ECLI:NL:GHLEE:2011:BP5158

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001529-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en mishandeling van ex-partner door gebrek aan overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging en mishandeling van zijn ex-partner, maar heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van de ten laste gelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou verklaren in haar vordering.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging met zware mishandeling en mishandeling van de ex-partner. Het hof oordeelde dat er weliswaar wettig bewijs aanwezig was voor de bedreiging, maar dat dit niet overtuigend genoeg was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van getuigen waren te vaag en niet specifiek genoeg om als bewijs te dienen. Bovendien was er een geluidsopname van het incident, maar deze bood onvoldoende duidelijkheid over de situatie.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De kosten van het geding werden op nihil begroot, wat betekent dat de benadeelde partij geen recht had op schadevergoeding. Dit arrest benadrukt het belang van overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001529-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-606596-08
Arrest van 18 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 15 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en de benadeelde partij (dientengevolge) niet ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 te [plaats], gemeente [gemeente 1],
[benadeelde], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [benadeelde] de woorden toegevoegd: "Ik ram de deur eruit met jouw hoofd", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 april 2007 te [plaats], gemeente [gemeente 1] en/of te [gemeente 2], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde], in haar buik heeft getrapt en/of op de grond heeft gegooid en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of in het gezicht heeft geslagen en/of tegen haar enkels heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Voor de onder 1 ten laste gelegde bedreiging is het wettig bewijs weliswaar in voldoende mate voorhanden, maar het hof heeft daaruit niet de overtuiging verkregen dat verdachte het aldaar ten laste gelegde heeft begaan. Daaraan heeft mede bijgedragen de aan het dossier toegevoegde en ter terechtzitting getoonde beeld- en geluidsopname van (een deel van) het betreffende incident. Vanwege de gebrekkige geluidskwaliteit valt uit die opname slechts af te leiden dat er weliswaar sprake was van een woordenwisseling tussen aangeefster en verdachte, maar - naar het zich liet aanzien - niet van een zodanige atmosfeer dat de ten laste gelegde bedreigende (en door verdachte stellig ontkende) bewoordingen daarbij passend of voor de hand liggend zouden zijn geweest, dan wel dat door die bewoordingen - indien geuit - een redelijke vrees voor een levensdelict of zware mishandeling zou kunnen ontstaan.
De onder 2 ten laste gelegde mishandeling, meermalen gepleegd, acht het hof niet wettig bewezen. Naast de aangifte bevat het dossier een tweetal de auditu verklaringen,
welke zijn gebaseerd op hetgeen aangeefster de betreffende getuigen heeft verteld. De getuigen verklaren weliswaar blauwe plekken op het lichaam van aangeefster te hebben gezien, maar hun waarnemingen acht het hof zodanig weinig specifiek, dat zij naar het oordeel van het hof - daargelaten de moeilijk te beantwoorden causaliteitsvraag - niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van de gehele tenlastelegging.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de politierechter heeft verzuimd een beslissing op die vordering te nemen, althans die beslissing in het vonnis op te nemen. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier.