ECLI:NL:GHLEE:2011:BP5153

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000736-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewapende afpersingen en wapenbezit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor gewapende afpersingen en wapenbezit. De verdachte is op 28 oktober 2009 en 5 november 2009 beschuldigd van het plegen van afpersingen met geweld, waarbij hij slachtoffers heeft gedwongen geld af te geven met behulp van een vuurwapen. De verdediging voerde aan dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, voldoende basis vormden voor een redelijk vermoeden van schuld. Het hof honoreerde deels het Salduz-verweer van de verdachte, wat betekende dat sommige verklaringen van de verdachte niet als bewijs konden worden gebruikt, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om een advocaat te raadplegen voor zijn verhoor. Desondanks oordeelde het hof dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de bewezenverklaring van de afpersingen en het wapenbezit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, en werd onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie bevolen. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en concludeerde dat de verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar was.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000736-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-830253-09
Arrest van 18 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van
2 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld
tot een straf, beslissingen genomen op de inbeslaggenomen voorwerpen en op de vorderingen van de benadeelde partijen en daarbij (telkens) de maatregel van schadevergoeding opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank Assen integraal zal bevestigen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na toelating in eerste aanleg van de gevorderde wijziging in het onder 3 ten laste gelegde - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2009 te [plaats] op de openbare weg de [straat], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer 1] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp heeft laten
zien en/of dat pistool/voorwerp tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of (daarbij)
dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Give me your money, then nothing happens", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 1] een geldbedrag aan verdachte had gegeven dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft
gezegd: "Again, again" en/of "Twohundred and fifty", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 1] (voor de tweede keer) een geldbedrag aan verdachte had gegeven, dreigend
tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Again" en/of "Twohundred and fifty", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "I want your phone", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2009 te [plaats] op de openbare weg de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer 1] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp heeft laten
zien en/of dat pistool/voorwerp tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of (daarbij)
dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Give me your money, then nothing happens", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 1] een geldbededrag aan verdachte had gegeven dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft
gezegd: "Again, again" en/of "Twohundred and fifty", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 1] (voor de tweede keer) een geldbedrag aan verdachte had gegeven, dreigend
tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Again" en/of "Twohundred and fifty", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "I want your phone", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Forget me" en/of "I am Johnny, forget me", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 05 november 2009 te [plaats] op de openbare weg de [straat], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft
gericht, althans dat pistool/voorwerp zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en/of
- (in de directe nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer 2]) met dat pistool/voorwerp een schot
heeft gelost en/of
- met die [slachtoffer 2] in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt en/of
- met dat pistool/dat voorwerp, in ieder geval met een hard en/of zwaar voorwerp, die [slachtoffer 2]
(meermalen) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- dat pistool/voorwerp (opnieuw) op die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "I want fivethousand euro", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 2] een geldbedrag aan verdachte had gegeven, althans een geldbedrag voor
verdachte had gepind bij een geldautomaat, dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Come
again", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat:
hij op of omstreeks 05 november 2009 te [plaats] op de openbare weg de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft
gericht, althans dat pistool/voorwerp zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en/of
- (in de directe nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer 2]) met dat pistool/voorwerp een schot heeft
gelost en/of
- met die [slachtoffer 2] in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt en/of
- met dat pistool/dat voorwerp, in ieder geval met een hard en/of zwaar voorwerp, die [slachtoffer 2]
(meermalen) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- dat pistool/voorwerp (opnieuw) op die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "I want fivethousand euro", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 2] een geldbedrag aan verdachte hadgegeven, althans een geldbedrag voor
verdachte had gepind bij een geldautomaat, dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Come
again", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2009 te [plaats] een medewerkster van Verslavingszorg Noord Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen [slachtoffer 3], zijnde een collega van die medewerkster, gezegd: "I kill that fucking bitch", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (daarbij) met een hand een snijbeweging langs zijn keel/hals gemaakt, welke woorden en/of welk gebaar die medewerkster naderhand ter ore zijn/is gekomen en met welke woorden verdachte die medewerkster bedoelde, naar zij begreep;
4.
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente [gemeente] een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool, en/of munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
Bespreking van de door de raadsman gevoerde verweren
De rechtmatigheid van het verkregen bewijs
Door de raadsman is aangevoerd dat ten tijde van de aanhouding van verdachte er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, nu deze aanhouding alsmede het bevel daartoe - kort samengevat - slechts was gebaseerd op niet-verifieerbare, onvolledige en onvoldoende concrete informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid, hierna te noemen: CIE. Een aanhouding zonder redelijk vermoeden van schuld levert een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek op, waarop - gelet op de schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift - uitsluiting dient te volgen van al het bewijs dat is verkregen als gevolg van het geconstateerde verzuim. Aldus de raadsman van verdachte.
Het hof stelt op grond van de stukken de navolgende gang van zaken vast.
In oktober 2009 komt bij de CIE van de Regiopolitie Drenthe informatie binnen dat in een bosperceel nabij de [straat] in [plaats] een persoon met een vuurwapen verblijft. Deze informatie wordt door de CIE betrouwbaar geacht. De CIE merkt in het naar aanleiding daarvan opgemaakte proces-verbaal van 19 oktober 2009 op dat met die persoon mogelijk de verdachte [verdachte] wordt bedoeld.
Op 28 oktober 2009 vindt de onder 1 ten laste gelegde afpersing subsidiair diefstal met geweld plaats bij een pinautomaat aan de [straat] in [plaats]. Aangever [slachtoffer 1] wordt daarbij gedwongen om een bedrag van € 600,- af te geven. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de betreffende persoon over een donkerkleurig pistool beschikte. Zijn aangifte bevat tevens een signalement - zij het niet zeer gedetailleerd - van zijn overvaller en een verklaring over de wijze waarop deze de Engelse taal sprak.
Het dossier bevat voorts een tweede proces-verbaal van de CIE, gedateerd op
4 november 2009, inhoudende - zakelijk weergegeven - dat "[verdachte] vorige week een bedrag van 600 euro van iemand heeft afgetroffeld bij een pinautomaat in [plaats]". En: "[verdachte] gebruikt Engels als zijn voertaal". De CIE kon geen oordeel geven over de betrouwbaarheid van deze informatie.
Op 5 november 2009 vindt de onder 2 ten laste gelegde afpersing subsidiair diefstal met geweld plaats. Een vergelijking tussen de beide aangiften levert tal van overeenkomsten op, waaronder de locatie van de pinautomaat, het globale signalement, het gebrekkige Engels en het vuurwapen. Bij deze tweede overval is het wapen ook daadwerkelijk gebruikt, als schietwapen en als slagwapen.
Op 6 november 2009 beveelt de officier van justitie mondeling de aanhouding van verdachte [verdachte] buiten heterdaad, welk bevel op 11 november 2009 schriftelijk wordt bevestigd.
Op 9 november 2009 vindt in het bosperceel, waar verdachte in een tent verblijft, een verkennend onderzoek plaats alsmede, later op die dag, een (niet stelselmatige) observatie.
Op 10 november 2009 wordt verdachte in of bij zijn tent aangehouden. Hij legt bekennende verklaringen af, zowel bij zijn aanhouding en inverzekeringstelling als bij zijn inbewaringstelling.
Met betrekking tot de vraag of ten tijde van de afgifte van het bevel tot aanhouding en/of de daadwerkelijke aanhouding van verdachte enkele dagen later er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, overweegt het hof het navolgende.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vormen, elk op zichzelf beschouwd, wellicht onvoldoende basis voor een redelijk vermoeden van schuld. Wanneer deze echter in onderling verband en samenhang worden bezien, rijst daaruit naar het oordeel van het hof een (tenminste) redelijk vermoeden dat het verdachte [verdachte] was, die zich schuldig had gemaakt aan de thans ter beoordeling staande overvallen en aan wapenbezit. Op het moment dat de officier van justitie de aanhouding buiten heterdaad beval, was er - zij het slechts ten dele geverifieerde - CIE-informatie voorhanden uit twee kennelijk verschillende bronnen. In beide gevallen kon deze informatie worden 'gelinkt' aan de persoon van deze verdachte, in het tweede geval tevens aan de mogelijk door hem gepleegde overval van 28 oktober 2009 en daarmee ook - vanwege de modus operandi en andere (onderscheidende) overeenkomsten - aan die van 5 november 2009.
Bij het oordeel dat er ten tijde van het bevel tot aanhouding alsmede de daadwerkelijke aanhouding in voldoende mate sprake was van een redelijk vermoeden van schuld heeft het hof tevens betrokken de omstandigheid dat de aard en de ernst van de misdrijven uitstel van strafvorderlijk optreden niet toeliet.
Gelet op het vorenstaande heeft zich naar het oordeel van het hof geen normschending als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorgedaan. Verdachte kon op het moment van zijn aanhouding worden aangemerkt als verdachte in de zin van artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De door hem als gevolg daarvan afgelegde verklaringen behoeven derhalve op deze grond niet te worden uitgesloten van het bewijs.
De naleving van de Salduz-jurisprudentie
Met de raadsman is het hof van oordeel dat op basis van de Salduz-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en van de Hoge Raad als uitgangspunt geldt dat de verhoren van een verdachte die hebben plaatsgevonden voordat deze zijn advocaat heeft kunnen consulteren van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Uit de stukken blijkt dat verdachte op 10 november 2009 om 00.30 uur, om 11.17 uur en, ter zake van zijn inverzekeringstelling, om 12.38 uur is gehoord. Uit de in dat kader opgemaakte processen-verbaal kan worden afgeleid - zij het niet zeer duidelijk - dat het recht van verdachte om voorafgaand aan deze verhoren een advocaat te raadplegen op enigerlei wijze aan de orde is geweest. Verdachte zou de relevantie daarvan op die momenten niet hebben ingezien. Dit werd anders op het moment dat hem werd medegedeeld wat de (verstrekkende) strafrechtelijke consequenties zouden kunnen zijn van de door hem bekende overvallen. Eerst na zijn inverzekeringstelling heeft verdachte een (piket)advocaat gesproken.
Het hof is van oordeel dat niet blijkt dat verdachte voordien ondubbelzinnig, bewust en vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht, daarbij mede gelet op de persoon van verdachte. De verklaringen die hij voorafgaand aan en tijdens zijn inverzekeringstelling heeft afgelegd dienen daarom te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof stelt evenwel vast dat verdachte in het kader van zijn inbewaringstelling op
13 november 2009 ten overstaan van een rechter, in casu de rechter-commissaris in strafzaken, in het bijzijn van zijn raadsman en nadat hem de cautie was gegeven, opnieuw een bekennende verklaring heeft afgelegd. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat deze verklaring alsmede alle daarop volgende verklaringen niet door het voorafgaande verzuim geïnfecteerd zijn en derhalve voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De onder 3 ten laste gelegde bedreiging
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de onder 3 ten laste gelegde bedreiging.
Hoewel de bedreigde persoon in de tenlastelegging slechts is aangeduid als "een medewerkster van Verslavingszorg Noord Nederland" en zij bij het uitspreken van de bedreigende bewoordingen niet aanwezig was, is het voor alle betrokkenen, waaronder tevens begrepen verdachte, evident op welke persoon de tenlastelegging ziet. Gelet op het feit dat de medewerker tegen wie de bedreigende bewoordingen werden geuit en de medewerkster tegen wie deze bewoordingen waren gericht werkzaam waren bij dezelfde instantie, lag het in de rede dat laatstgenoemde daarvan op de hoogte zou geraken. Dat dit daadwerkelijk ook is gebeurd, blijkt uit het door verbalisant [verbalisant] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2009. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is slechts vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreigende bewoordingen en niet dat deze ook rechtstreeks tegen de bedreigde zijn geuit. Daaraan is in casu voldaan.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof alle ter zake door de raadsman gevoerde verweren.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 28 oktober 2009 te [plaats] op de openbare weg de [straat], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 1] een pistool heeft laten zien en dat pistool tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft
gezet en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Give me your money, then nothing
happens" en
- nadat die [slachtoffer 1] een geldbedrag aan verdachte had gegeven dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft
gezegd: "Again, again" en "Twohundred and fifty" en
- nadat die [slachtoffer 1] voor de tweede keer een geldbedrag aan verdachte had gegeven, dreigend
tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Again" en "Twohundred and fifty" en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "I want your phone";
2
hij op 05 november 2009 te [plaats] op de openbare weg de [straat], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan die [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- een pistool op die [slachtoffer 2] heeft gericht en
- in de directe nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer 2] met dat pistool een schot
heeft gelost en
- met die [slachtoffer 2] in gevecht is gegaan en
- met dat pistool die [slachtoffer 2] op het hoofd heeft geslagen en
- dat pistool opnieuw op die [slachtoffer 2] heeft gericht en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "I want fivethousand euro" en
- nadat die [slachtoffer 2] een geldbedrag aan verdachte had gegeven dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft
gezegd: "Come again";
3.
hij in de periode van 28 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2009 te [plaats] een medewerkster van Verslavingszorg Noord Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen [slachtoffer 3], zijnde een collega van die medewerkster, gezegd: "I kill that fucking bitch", en daarbij met een hand een snijbeweging langs zijn keel gemaakt, welke woorden en welk gebaar die medewerkster naderhand ter ore zijn gekomen en met welke woorden verdachte die medewerkster bedoelde, naar zij begreep;
4.
hij op 09 november 2009 in de gemeente [gemeente] een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool, en munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 09 november 2009 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair,
2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. primair
afpersing;
2. primair
afpersing;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
5.
handelen in strijd met artikel 13, lid 1, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Omtrent de persoon van verdachte zijn op 19 januari 2010 door H.E.M. van Beek, psychiater, en op 31 januari 2010 door N.A. Schoenmaker, psycholoog, in opdracht van de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank te Assen, gedragskundige rapportages uitgebracht.
Daarin wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADHD en cannabisafhankelijkheid en dat verdachte daarnaast lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en schizoïde trekken. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren reeds aanwezig ten tijde van hetgeen hem ten laste is gelegd. Op grond daarvan achten de rapporteurs verdachte in licht verminderde respectievelijk enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde.
Het hof verenigt zich met voormelde conclusies met betrekking tot de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en maakt die tot de zijne. Het hof is van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. Gelet hierop en voorts in aanmerking nemende dat ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft bij twee verschillende gelegenheden een persoon gedwongen geld op te nemen uit een pinautomaat. Beide aangevers waren nietsvermoedend geld aan het pinnen, toen zij plotsklaps werden geconfronteerd met verdachte, die hen met behulp van een vuurwapen dwong geld af te geven. [slachtoffer 1], aangever van het onder 1 bewezen verklaarde feit, werd - terwijl hij het wapen voelde 'prikken' in zijn zijde - van zijn reeds gepinde geld beroofd en werd door verdachte gesommeerd om nog tweemaal geld op te nemen.
Bleef het bij [slachtoffer 1] nog beperkt tot bedreiging met geweld, bij [slachtoffer 2], aangever van het onder 2 bewezen verklaarde, heeft verdachte het vuurwapen daadwerkelijk gebruikt.
Tijdens een worsteling werd een schot zodanig dicht bij het gezicht van aangever gelost, dat hij aangezichts- en oogletsel opliep als gevolg van kennelijk daardoor vrijgekomen kruitsporen en hitte. Daarna heeft verdachte hem met het wapen enkele malen op het hoofd geslagen.
Het laat zich raden dat het gebeuren bij beide aangevers, en met name bij [slachtoffer 2], sporen heeft nagelaten. Uit de toelichting op zijn vordering als benadeelde partij blijkt dat laatstgenoemde aangever in zijn land van herkomst (Kosovo) persoonlijk uiterst pijnlijke verliezen heeft geleden, hetgeen de op zichzelf al traumatische gevolgen van het handelen van verdachte heeft versterkt. Aangever lijdt sindsdien - onder meer - aan slapeloosheid, concentratie- en paniekstoornissen, nachtmerries en een basaal gevoel van onveiligheid.
Hoewel het zwaartepunt van hetgeen bewezen is verklaard gelegen is bij de feiten 1 en 2, neemt het hof tevens in aanmerking dat verdachte een medewerkster van een hem hulp en begeleiding verlenende instantie heeft bedreigd en dat hij zich in meerdere opzichten heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Oplegging van een door de gedragsdeskundigen voorgestelde ambulante behandeling acht het hof, evenals de reclassering in haar rapportage van 12 februari 2010, niet in de rede liggend. Verdachte heeft in Nederland een adres noch een verblijfstitel, hetgeen de uitvoerbaarheid van een dergelijke behandeling in hoge mate zou hinderen. Voorts zou oplegging van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een zodanige beperking meebrengen aangaande de maximale duur van de op te leggen gevangenisstraf, dat daarmee naar het oordeel van het hof geen recht zou worden gedaan aan de ernst van de feiten.
Alles afwegende zal het hof aan verdachte - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.
Onttrekking aan het verkeer
De door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerpen, te weten:
- een doos met 25 platspatronen 9 mm,
- 7 platspatronen 9 mm,
- een gaspistool, merk Umarex Walther P22, met metalen opzetstuk (schietbeker),
- 64 knalpatronen,
- een ploertendoder in een hoesje,
zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Immers met behulp van die voorwerpen zijn de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan dan wel behoren zij aan verdachte toe, zijn zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten aangetroffen en kunnen zij dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Voorts betreft het voorwerpen van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Benadeelde partij I
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering ad € 250,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Benadeelde partij II
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering ad € 3.105,52 in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De raadsman van verdachte heeft slechts aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2, waarop bovenvermelde vorderingen betrekking hebben en dat als gevolg daarvan de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Nu het hof echter tot een bewezenverklaring van die feiten is gekomen en de gestelde schade rechtstreeks uit het bewezen verklaarde voortvloeit, zal het hof de vorderingen van € 250,- respectievelijk € 3.105,52 als zijnde niet inhoudelijk weersproken toewijzen, met veroordeling van verdachte in de kosten die door de benadeelde partijen zijn gemaakt, tot op heden te begroten op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal de hiervoor genoemde bedragen tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- een doos met 25 platspatronen 9 mm;
- 7 platspatronen 9 mm;
- een gaspistool, merk Umarex Walther P22, met metalen opzetstuk (schietbeker);
- 64 knalpatronen;
- een ploertendoder in een hoesje;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweehonderdvijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van drieduizend honderdvijf euro en tweeënvijftig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend honderdvijf euro en tweeënvijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenenveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermelde bedragen, de verplichting om te voldoen aan de vorderingen van de benadeelde partijen komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vorderingen van de benadeelde partijen heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier.