ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4987

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001900-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstallen met bewijsvoering op basis van aangetroffen goederen en getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1976, was betrokken bij meerdere diefstallen die plaatsvonden in maart 2010. Het hof concludeert dat de verdachte en zijn medeverdachten op basis van een gesignaleerd busje in Makkum en de in hun woning aangetroffen goederen, die afkomstig waren van de diefstallen, wettig en overtuigend schuldig zijn aan de diefstallen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 11 maanden geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 40 weken opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, en de benadeelde partijen moeten hun vorderingen bij de burgerlijke rechter indienen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit dat hem ten laste was gelegd, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstallen gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001900-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880117-10
Arrest van 17 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 22 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. TH. U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2010 tot en met 19 maart 2010, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een zich aan of bij de [straat] bevindende bouwkeet en/of container en/of van een bouwterrein heeft weggenomen twee haspels (met een groot aantal meters kabel erop) en een grond/motorstamper (merk: Wacker) en vier kruiwagens, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of aan bouwbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2010 tot en met 25 maart 2010, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (onder meer) een grond/motorstamper (merk: Wacker) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die grond/motorstamper wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2010 tot en met 19 maart 2010, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/bij zich aan of bij de [straat] bevindende (sta)caravan(s) heeft weggenomen (onder meer) (een) TV('s) en/of (een) DVD-speler(s) en/of (een) fiets(en) en/of een sterrenkijker en/of (een) GSM('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2010 tot en met 25 maart 2010, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) TV('s) en/of (een) DVD-speler(s) en/of een sterrekijker en/of (een) fiets(en) en/of (een) GSM('s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die TV('s) en/of die DVD-speler(s) en/of die sterrekijker en/of die fiets(en) en/of die GSM('s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2010 tot en met 25 januari 2010, te [plaats 3], in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 3 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit het op 24 maart 2010 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op vrijdag 19 maart 2010 omstreeks 01:42 uur op de [camping] te [plaats 1] een busje van het merk Citroën, type Jumper, kleur wit, voorzien van het kenteken [kenteken], hebben gezien. Genoemd busje viel verbalisanten op omdat er in de nachtelijke uren buiten het hoogseizoen niet vaak auto's staan geparkeerd op de plek waar zij het voertuig aantroffen. Het busje bleek op naam te staan van [medeverdachte 3], geboren op 25/03/1967 te Polen en wonende [adres] te [plaats 2], gemeente [gemeente 2].
Op 25 maart 2010 verklaart [medeverdachte 3] bij de politie dat het zijn auto is, maar dat hij er nog geen 2 kilometer in heeft gereden. De in zijn woning verblijvende [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] reden altijd en elke dag in zijn auto. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van [medeverdachte 1], die op 26 maart 2010 bij de politie verklaart dat hij, [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) en [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) de auto sinds twee of drie weken gebruiken. [medeverdachte 1] verklaart voorts dat de auto in de tussentijd waarschijnlijk niet door andere personen gebruikt is, alleen door hun drieën. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart op 26 maart 2010 bij de politie dat alleen [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]), [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) en hijzelf in het busje rijden.
Dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gebruik maken van het betreffende busje wordt voorts bevestigd door het in het dossier opgenomen mutatierapport, waaruit blijkt dat het busje op 11 maart 2010 door verbalisanten is gecontroleerd, waarbij verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de inzittenden waren.
Op grond van het bovenstaande concludeert het hof dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de enige gebruikers zijn van het betreffende busje. Nu het busje in de nacht van 19 maart 2010 op de plaats delict in [plaats 1] is aangetroffen, concludeert het hof dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar geweest zijn.
Het hof stelt vast dat de aanwezigheid van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te [plaats 1] in de nacht van 18 op 19 maart 2010 verenigbaar is met de in de verschillende aangiftes opgenomen perioden waarin de strafbare feiten waarvan aangifte is gedaan, zijn gepleegd. Dat geldt in het bijzonder voor de grond/motorstamper waarvan op grond van de aangifte vaststaat dat deze is gestolen in de nacht van 18 op 19 maart 2010.
Het hof stelt vast dat in de woning te [plaats 2] waar verdachte en zijn medeverdachten verbleven, goederen zijn aangetroffen die zijn weggenomen uit stacaravans op de [camping] en van het bouwterrein van het [bedrijf], zoals blijkt uit het op 13 mei 2010 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Verschillende goederen (tv's, sterrenkijker en grond/motorstamper) zijn door aangevers herkend als hun eigendom.
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] hebben verklaard de betreffende goederen te hebben gekocht van een Turkse man. Deze verklaring acht het hof onaannemelijk, nu de verklaringen van beiden uiteenlopen over datgene wat gekocht zou zijn, de prijs die ervoor betaald zou zijn, het tijdstip van de koop en de taal waarin de onderhandelingen zijn gevoerd. Zo heeft [medeverdachte 2] op 25 maart 2010 verklaard dat hij in een bar van een Turkse man voor 400 euro twee of drie fietsen gekocht heeft, een machine voor metselaars om iets plat te maken, vier televisietoestellen en een telescoop. Op 30 maart 2010 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij vier of vijf platte TV's heeft gekocht, drie fietsen, een telescoop en een bouwmachine. Hij heeft de spullen niet bekeken, verdachte heeft ze bekeken toen hij ze ging ophalen. Hij heeft Pools gepraat met de Turkse man. De man was getint, gezet en tussen de twintig en dertig jaar oud.
Verdachte heeft op 25 maart 2010 verklaard dat hij voor 200 euro drie oude fietsen, twee plasma TV's en een grondstamper heeft gekocht van een Turks/Arabische man die [medeverdachte 2] bij een snackbar had ontmoet. Op 30 maart 2010 heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 2] of Arabier in de buurt van een café heeft ontmoet, dat verdachte denkt dat de Turk [naam] heet en dat hij in het Nederlands met wat Pools en Russisch met de Turkse man gesproken heeft.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden - de aanwezigheid van verdachte en zijn medeverdachten op de plaats delict in [plaats 1], de in hun woning aangetroffen goederen die afkomstig zijn van de diefstallen in [plaats 1] en het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van die goederen - acht het hof het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 1 primair:
hij in de periode van 18 maart 2010 tot en met 19 maart 2010, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bouwterrein heeft weggenomen een grond/motorstamper (merk: Wacker), toebehorende aan [bedrijf];
feit 2 primair:
hij in de periode van 5 maart 2010 tot en met 19 maart 2010, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit zich aan of bij de [straat] bevindende (sta)caravans heeft weggenomen onder meer TV's en een sterrenkijker, toebehorende aan onder meer [slachtoffer 2] en [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of inklimming, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan diefstal van een grond/motorstamper en aan een drietal inbraken in stacaravans. Dit zijn ergerlijke vormen van criminaliteit die voor de betrokkenen veel hinder en/of schade opleveren. Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de eigenaren van de gestolen goederen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2011 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder ter zake van vermogensdelicten met justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De op te leggen straf is als gevolg van de vrijspraak ter zake van feit 3 korter dan de gevangenisstraf die door rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof heeft bij de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten, waarbij voor een woninginbraak - het hof stelt een inbraak in een stacaravan gelijk aan een woninginbraak - aan een alleen opererende dader zonder documentatie als regel een gevangenisstraf van 10 weken wordt opgelegd. Daarbij heeft het hof - evenals de rechtbank en de advocaat-generaal - rekening gehouden met de bewezen verklaarde strafverzwarende omstandigheden. Nu de op te leggen gevangenisstraf niet van langere duur is dan de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, zal het hof het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden opheffen en diens onmiddellijke invrijheidstelling bevelen.
Benadeelde partij [bedrijf]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof bepaalt, gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat de vordering daarom niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als geen van beide in het gelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof bepaalt, gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat de vordering daarom niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als geen van beide in het gelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van veertig weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte;
verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf] en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier, zijnde mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.