ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4912

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.057.486/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van een vrouw en haar kind tegen een beschikking van de rechtbank Groningen van 17 november 2009. De rechtbank had de verzoeken van de man en de vrouw tot wijziging van een eerdere beschikking van 28 mei 2008 afgewezen. De vrouw en haar kind verzochten het hof om de alimentatiebijdrage van de man voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind te verhogen naar € 150,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf de datum van indiening van hun verzoek. De man had geen verweerschrift ingediend en was niet verschenen ter zitting.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de vrouw en de man zijn gescheiden na een huwelijk dat op 15 mei 1987 was gesloten. De echtscheiding werd uitgesproken op 24 juli 2007. De man had in het verleden geen inkomen uit arbeid, maar na de echtscheiding heeft hij een woning gekocht met een hypotheek van € 155.000,- en is hij gaan samenwonen. Dit leidde tot de vraag of de man in staat was om de gevraagde alimentatie te betalen.

Het hof oordeelde dat de man zijn financiële situatie niet had aangetoond en dat de vrouw onbetwist had gesteld dat de man in staat was om de alimentatie te voldoen. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man met ingang van 22 april 2009 € 150,- per maand per kind moest betalen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

Beschikking d.d. 3 februari 2011
Zaaknummer 200.057.486
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
1. [naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
2. [naam kind 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 1],
appellanten,
advocaat mr. T.H.G. Schuringa,
kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 17 november 2009 heeft de rechtbank Groningen de verzoeken van de man en de vrouw tot wijziging van de beschikking van 28 mei 2008 van diezelfde rechtbank afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 15 februari 2010, hebben de vrouw en [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verzocht de beschikking van 17 november 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zal worden vastgesteld op € 150,- per maand en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [kind 1] zal worden vastgesteld op € 150,- per maand, een en ander met ingang van de datum van indiening van het initiële verzoek tot wijziging van de vastgestelde bijdrage; kosten rechtens.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de man geen verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 19 oktober 2010 is de zaak behandeld. De vrouw is verschenen, bijgestaan door mr. Schuringa. De man is niet verschenen. [kind 1] is op 12 mei 2009 (jong-)meerderjarig geworden. Hij heeft de vrouw op 12 februari 2010 schriftelijk gemachtigd zijn belangen in hoger beroep te behartigen.
De beoordeling
De feiten
1. [kind 1] en [kind 2] zijn geboren uit het op 15 mei 1987 tussen partijen gesloten huwelijk. Bij beschikking van 24 juli 2007 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 9 augustus 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand waardoor het huwelijk van partijen is ontbonden.
2. Partijen hebben een echtscheidingsconvenant gesloten, door de man ondertekend in januari 2008 en door de vrouw op 29 april 2008. Artikel 3 lid 1 daarvan houdt in dat de man met ingang van 1 juni 2007 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] € 131,- per maand aan de vrouw dient te betalen en dat hij onvoldoende draagkracht heeft om daarnaast ook nog een bijdrage voor [kind 1] te voldoen.
3. Bij beschikking van 20 mei 2008 heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - bepaald dat partijen met betrekking tot de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en [kind 1] zijn overeengekomen als in het echtscheidingsconvenant staat vermeld.
4. De vrouw heeft zich op 22 april 2009 tot de rechtbank gewend met het verzoek te bepalen dat de man € 300,- per maand aan haar dient te betalen ten behoeve van [kind 2] en [kind 1] tezamen. De man heeft zich hiertegen verweerd en op zijn beurt (zelfstandig) verzocht de kinderalimentatie met ingang van 30 juni 2009 op nihil te stellen.
5. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het appel van de vrouw en [kind 1] gericht.
De geschilpunten
6. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de toepassing van artikel 1:401 BW;
- de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
- het inkomen;
- de woonlasten.
De toepassing van artikel 1:401 BW
7. Op grond van artikel 1:401 lid 5 BW kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd, indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.
8. De vrouw heeft niet gesteld en onderbouwd dat het tussen partijen opgemaakte echtscheidingsconvenant voor wat betreft de kinderalimentatie is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. De enkele stelling van de vrouw dat de kinderalimentatie van de aanvang af niet heeft voldaan aan de wettelijke maatstaven is onvoldoende om deze (op die grond) te wijzigen.
9. De vrouw heeft voorts aangevoerd dat zich sinds het opmaken van het echtscheidingsconvenant een wijziging van omstandigheden in de zin van art. 1:401 lid 1 BW heeft voorgedaan die een hernieuwde beoordeling van de draagkracht rechtvaardigt. Door die stelling is de vrouw ontvankelijk in haar verzoek.
10. Als gesteld en niet weersproken staat vast dat de man na 29 april 2008 een huis heeft gekocht met een hypothecaire lening van € 155.000,- en dat hij is gaan samenwonen met zijn nieuwe partner. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat zich een relevante wijziging van omstandigheden in voormelde zin heeft voorgedaan die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt.
De draagkracht van de man
11. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat partijen er bij het opmaken van het echtscheidingsconvenant vanuit zijn gegaan dat de man geen inkomen uit arbeid had. Gebleken is dat de man ná 29 april 2008 in loondienst heeft gewerkt en in staat is geweest een woning aan te schaffen met een hypothecaire lening van
€ 155.000,-.
12. De man heeft in zijn verweerschrift in eerste aanleg weliswaar gesteld dat zijn inkomen bij [werkgever] op de tocht staat, waardoor hij op korte termijn afhankelijk zou worden van een werkloosheidsuitkering, maar hij heeft daarvan geen concrete en/of recente gegevens overgelegd. Ook is hij niet verschenen ter zitting om een en ander mondeling toe te lichten.
13. Nu de man zijn financiële positie in het geheel niet inzichtelijk heeft gemaakt, moet hij, gelet op de onweersproken stellingen van de vrouw, in staat worden geacht het verzochte bedrag van € 150,- per kind per maand te voldoen.
De ingangsdatum
14. In zaken waarin wijziging wordt verzocht van een vastgestelde alimentatiebijdrage is het gebruikelijk dat deze wijziging eerst ingaat op de datum waarop het inleidend verzoek ter griffie van de rechtbank is ingediend. In de onderhavige zaak is dit op 22 april 2009 geschied.
15. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven af te wijken van hetgeen gebruikelijk is.
16. De thans door het hof met terugwerkende kracht gewijzigde bijdrage in de kosten van (toentertijd) verzorging en opvoeding van [kind 1] is op grond van artikel 1:395b lid 1 BW met ingang van 12 mei 2009 van rechtswege omgezet in een bijdrage in diens kosten van levensonderhoud en studie.
Slotsom
17. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijzigt de beslissing van de rechtbank Groningen van 28 mei 2008 en het daaraan ten grondslag liggende echtscheidingsconvenant van partijen en bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de (destijds) minderjarigen [naam kind 1], geboren op [geboortedatum], en [naam kind 2], geboren op [geboortedatum], met ingang van 22 april 2009 op € 150,- per kind per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, B.J.J. Melssen en
R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 februari 2011 in het bijzijn van de griffier.