ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4911

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.020.991/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vrije omgang met in tehuis opgenomen volwassene na eerder straatverbod

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn vordering tot vrije omgang met [volwassene], die onder begeleiding van Talant staat, was afgewezen. De rechtbank had eerder op 10 september 2008 geoordeeld dat [volwassene] geen contact met [appellant] wenste, en dat er geen grond was voor de vordering van [appellant]. Het hof heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld, bevestigd. [Appellant] heeft aangevoerd dat de zorgverlening door Talant erop gericht is om contact tussen hem en [volwassene] te voorkomen, en dat dit inbreuk maakt op zijn recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. Hij heeft ook gesteld dat er sprake is van schending van zijn recht op vrijheid van meningsuiting en dat de kwestie een algemeen belang raakt, gezien de overheidssubsidie voor de zorg van [volwassene].

Het hof heeft de grief van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende feitelijke onderbouwing is voor zijn stellingen. De vordering van [appellant] om Talant te verplichten zich te onthouden van gedragingen die de vrije omgang tussen hem en [volwassene] in de weg staan, werd afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing bij ernstige beschuldigingen en de rechten van betrokkenen in zorgsituaties.

Uitspraak

Arrest d.d. 25 januari 2011
Zaaknummer 200.020.991/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. J.C. Herweijer, kantoorhoudende te Wateringen,
tegen
1. Stichting Talant Wonen,
gevestigd te Kollum,
2. Stichting Talant,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: Talant,
advocaat: mr. drs. H. de Jong, kantoorhoudende te Burgum.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 10 september 2008 door de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 24 november 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Talant tegen de zitting van 27 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -
I. het door appellant ingestelde hoger beroep gegrond te verklaren, het door de Rechtbank Leeuwarden onder zaak- en rolnummer 88691 HA ZA 08-307 gewezen vonnis van 10 september 2008 te vernietigen,
II. geïntimeerden te gebieden zich te onthouden van iedere gedraging die de vrije omgang tussen [appellant] en [volwassene] in de weg staat, op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per overtreding met een maximum van € 5.000,--
III. geïntimeerden te veroordelen om al hetgeen appellant aan geïntimeerden heeft voldaan ter uitvoering van het door de Rechtbank Leeuwarden onder zaak- en rolnummer 88691 HA ZA 08-307 gewezen vonnis van 10 september 2008, aan appellant terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling,
IV. geïntimeerden te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties"
Bij memorie van antwoord is door Talant verweer gevoerd met als conclusie:
"het vonnis, waarvan beroep, te bevestigen en opnieuw rechtdoende te oordelen
I. dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn grieven althans dat alle grieven dienen te worden afgewezen en
II. dat [appellant] in de kosten van het appel dient te worden veroordeeld."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De volgende door de rechtbank vastgestelde feiten staan ook in dit hoger beroep vast.
1.1. [appellant] heeft van 1974 tot 1988 in [woonplaats] samengewoond met [volwassene]. [volwassene] woont sinds 1988 in Friesland en staat sindsdien onder begeleiding van (de rechtsvoorgangers van) Talant.
1.2. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 7 juli 2006 is [appellant] op vordering van [volwassene] een straatverbod opgelegd. Bij vonnis van 12 oktober 2006 is die beslissing bekrachtigd, onder bepaling van een termijn en onder wijziging van het maximum van de opgelegde dwangsommen. Het hof heeft dit straatverbod in hoger beroep gehandhaafd voor een periode van 2 jaar na betekening van de vonnissen van 7 juli 2006 en 12 oktober 2006 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= per overtreding met een maximum van € 5.000,=.
Het geschil
2. [appellant] vordert dat Talant er onder verbeurte van dwangsommen toe wordt verplicht zich te onthouden van iedere gedraging die de vrije omgang tussen [appellant] en [volwassene] in de weg staat. Aan zijn vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat het verlenen van zorg door Talant en het consumeren van die zorg door [volwassene] er op gericht zijn om contact tussen hem en [appellant] te voorkomen. [appellant] voert onder meer aan dat zijn recht op eerbiediging van zijn gezinsleven met [volwassene] in de zin van artikel 8 EVRM wordt geschonden en dat inbreuk wordt gemaakt op het aan [appellant] toekomende recht zich vrijelijk in de openbare ruimte te bewegen (artikel 2 lid 1 van het vierde protocol EVRM en artikel 12 IVBPR), alsmede dat sprake is van schending van het recht op vrijheid van meningsuiting. De kwestie raakt volgens hem ook een algemeen belang, nu [volwassene] kennelijk direct of indirect door de overheid gesubsidieerde zorg consumeert, althans zorg die direct of indirect wordt bekostigd uit algemene middelen. Ter onderbouwing van dit een en ander wordt het volgende betoogd.
3. [volwassene] heeft bij diverse instellingen twee soorten zorg afgenomen, namelijk relationele zorg in verband met een beweerd relatieconflict en zorg in verband met een verstandelijke beperking. Dat was niet nodig of gerechtvaardigd, in de eerste plaats omdat hij niet een verstandelijke beperking heeft die afname van zorg door een instelling als Talant rechtvaardigt. In de tweede plaats is nooit sprake geweest van een relatieconflict dat de afgenomen relationele zorg kan rechtvaardigen. [volwassene] is destijds onder valse voorwendselen, via telefoonseks, naar een rechtsvoorganger van Talant (het Lichtpunt) gelokt en is daar opgenomen onder druk en dwang, en onder invloed van manipulatie en langdurige hersenspoeling. Buiten medeweten van [volwassene] is toen een zorgovereenkomst gesloten, die is ondertekend door zijn familie. Het was de bedoeling om [volwassene], die toen nog minderjarig was, in een sekte te krijgen. Op enig moment is hij aangespoord om met een getrouwde vrouw samen te zijn en met haar kinderen te krijgen. Het is zeer de vraag of deze vrouw inderdaad aan een hersenbloeding is overleden, zoals [appellant] heeft vernomen. [volwassene] is gedwongen tot gewelddadige seksuele rituelen waar ook minderjarigen bij waren betrokken.
4. Op dit moment, na verloop van ongeveer twintig jaar, is [volwassene] bang dat bekend wordt wat zich tijdens die seksuele rituelen heeft afgespeeld als hij contact met [appellant] zou opnemen. Post van [appellant] wordt niet aan hem doorgestuurd, en over [appellant] worden lasterlijke uitlatingen aan hem gedaan.
5. [appellant] is van mening dat hij, mede gelet op het voorgaande en gelet ook op de hechte vriendschap die hij voor [volwassene] voelt, er belang bij heeft dat hij en [volwassene] in staat worden gesteld om opnieuw contact te onderhouden.
6. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.
De beoordeling van de oorspronkelijke vordering
7. De grief van [appellant] heeft kennelijk de strekking het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Het hof overweegt als volgt.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat [volwassene] geen contact met [appellant] wenst, ook niet door middel van enige briefwisseling. Hij is zelfs zo ver gegaan dat hij tot tweemaal toe een straat -en contactverbod tegen [appellant] heeft geëist. Bij de onderbouwing van zijn vordering gaat [appellant] uit van zeer ernstige verdenkingen tegen Talant, die kort gezegd duiden op een complex crimineel en seksueel getint complot. Bij een dergelijk verwijt hoort een deugdelijke, op concrete en serieus te nemen feiten gebaseerde onderbouwing van de aan de vordering ten grondslag liggende stelling dat de vrije omgang tussen [appellant] en [volwassene] wordt verhinderd door een onrechtmatige gedraging van Talant. Ondanks de vele verdachtmakingen van de zijde van [appellant], heeft het hof in de omvangrijke hoeveelheid stukken waar [appellant] zich op beroept een dergelijke feitelijke onderbouwing niet kunnen aantreffen. Voor zover [appellant] zich zeggenschap aanmatigt over de aan [volwassene] verleende zorg, constateert het hof dat door [appellant] niet is aangevoerd dat hij [volwassene] in dit opzicht bevoegd vertegenwoordigt.
De beoordeling van de eisvermeerdering
9. De eisvermeerdering heeft betrekking op hetgeen [appellant] aan Talant heeft voldaan ter uitvoering van de veroordeling, uitgesproken in het vonnis waartegen het hoger beroep is ingesteld. Die vordering strandt, omdat dat vonnis zal worden bekrachtigd.
Bewijsaanbod
10. Het hof gaat bij gebrek aan relevantie voorbij aan het bewijsaanbod dat [appellant] op vele plaatsen in de stukken heeft gedaan.
De slotsom.
11. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tariefgroep II, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 10 september 2008, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Talant tot aan deze uitspraak op € 303,= aan verschotten en € 894,= aan salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. L. Groefsema, voorzitter, M.W. Zandbergen en
M.M.A. Wind en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof dinsdag 25 januari 2011 in bijzijn van de griffier.