ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4843

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.055/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante. De rechtbank Assen had op 31 december 2010 de schuldsaneringsregeling beëindigd omdat appellante niet had voldaan aan haar informatieverplichting. Het hof oordeelde dat appellante vanaf 26 juli 2010 slechts één salarisstrook had ingediend bij de bewindvoerder en onjuiste informatie had verstrekt over haar opleiding. Tevens had zij geen bewijs van sollicitaties overlegd, ondanks gemaakte afspraken tijdens een verhoor op 7 oktober 2010. Het hof concludeerde dat appellante haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen, wat leidde tot de conclusie dat de schuldsaneringsregeling terecht was beëindigd.

Appellante had een vrijstelling van haar sollicitatieverplichting gekregen tot 1 juli 2010, maar was op eigen initiatief gestopt met een opleiding die haar kansen op de arbeidsmarkt had kunnen vergroten. Ondanks dat zij een baan had gevonden in de thuiszorg, had zij zich niet ingeschreven bij uitzendbureaus en geen sollicitaties verricht voor een fulltime functie. Het hof stelde vast dat er nieuwe schulden waren ontstaan en dat appellante geen reële betalingsregeling had voorgesteld.

Het hof oordeelde verder dat appellante, ondanks psychische klachten, niet had aangetoond dat deze klachten haar verhinderden om aan haar verplichtingen te voldoen. Het hof benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om hulp te zoeken indien nodig. Gezien de omstandigheden oordeelde het hof dat de beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 350, derde lid, aanhef en onder c en d, van de Faillissementswet gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

Arrest d.d. 10 februari 2011
Zaaknummer 200.080.055
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H.A. Koning, kantoorhoudende te Meppel.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 31 december 2010 heeft de rechtbank Assen op voordracht van de rechter-commissaris de sedert 21 december 2009 ten aanzien van [appellante] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling beëindigd.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 januari 2011, heeft [appellante] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende de schuldsaneringsregeling te laten herleven.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 2 februari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellante], bijgestaan door haar advocaat, en de bewindvoerder mevrouw V.R. Besier. De bewindvoerder heeft het woord gevoerd mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities.
De beoordeling
Inleiding
1. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder c en d, van de Faillissementswet (hierna: Fw). De rechtbank is van oordeel dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting in die zin dat zij vanaf 26 juli 2010 de bewindvoerder slechts één salarisstrook heeft doen toekomen. Voorts heeft [appellante] de bewindvoerder onjuiste informatie verstrekt over de opleiding die zij heeft gevolgd en is zij op eigen initiatief gestopt met deze opleiding, welke deel uitmaakte van het re-integratietraject, terwijl deze opleiding haar kansen op de arbeidsmarkt vergrootte. [appellante] heeft voorts - ondanks dat daarover met haar tijdens het verhoor op 7 oktober 2010 duidelijke afspraken zijn gemaakt - de bewindvoerder geen bewijzen van sollicitaties doen toekomen. [appellante] heeft weliswaar sinds het verhoor een aantal nieuwe schulden betaald, maar er zijn daarna wel weer andere nieuwe schulden bijgekomen. Ook is [appellante] niet met een gedegen plan gekomen om de nieuwe schulden te betalen. [appellante] is niet ter zitting verschenen om een en ander toe te lichten.
2. [appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiertegen in hoger beroep gekomen.
Het oordeel
3. Op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder c en d, Fw kan de schuldsaneringsregeling tussentijds worden beëindigd indien de schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of indien de schuldenaar bovenmatige schulden laat ontstaan. Het hof dient daarom te onderzoeken of ten aanzien van [appellante] van één van de genoemde beëindigingsgronden sprake is. Het overweegt daartoe als volgt.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. [appellante] was in verband met een re-integratietraject op 14 december 2009 met een opleiding gestart, die vergoed werd door de gemeente Emmen. [appellante] heeft voor het volgen van deze opleiding een vrijstelling van haar sollicitatieverplichting gekregen tot 1 juli 2010. [appellante] is een paar maanden voordat zij de opleiding zou hebben kunnen afronden, op eigen initiatief met de opleiding gestopt omdat - zo stelt zij - de communicatie met haar werkcoach niet goed verliep. De Sociale Dienst heeft haar een maatregel opgelegd van 20% korting op haar uitkering aangezien [appellante] diverse keren niet op een afspraak was verschenen. [appellante] heeft de bewindvoerder van beide gebeurtenissen niet op de hoogte gesteld. [appellante] heeft desgevraagd niet kunnen verklaren waarom zij dit niet heeft gedaan. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat [appellante] haar informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen.
Daarbij komt dat [appellante] tot op heden slechts één salarisspecificatie aan de bewindvoerder heeft gegeven. De overige salarisspecificaties heeft [appellante] - zo heeft zij ter zitting in hoger beroep verklaard - vergeten op te sturen, hoewel de bewindvoerder daar wel meermalen naar gevraagd heeft. Ook dit is een schending van de informatieverplichting.
5. [appellante] heeft per 1 juli 2010 een sollicitatieverplichting. Ondanks dat de bewindvoerder hierover verscheidene keren met haar heeft gesproken, heeft [appellante] zich niet ingeschreven bij uitzendbureaus en heeft zij ook geen sollicitaties verricht, ook niet nadat hierover tijdens het verhoor op 7 oktober 2010 afspraken zijn gemaakt met de rechter-commissaris. Tijdens het verhoor heeft [appellante] verklaard dat zij nadat zij met de opleiding was gestopt wel heeft gesolliciteerd, wat heeft geresulteerd in een baan bij de thuiszorg per eind juli 2010 voor gemiddeld ongeveer 25 uur per week. Zij solliciteert niet naar een baan voor de overige uren, omdat zij - zo stelt zij - dat moeilijk vindt nu zij al vijf dagen per week werkt. Nu vast is komen te staan dat [appellante] zich niet heeft ingeschreven bij uitzendbureaus en niet solliciteert naar een baan voor 36 uur per week, is het hof van oordeel dat [appellante] haar sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen.
6. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep een overzicht overgelegd, waaruit blijkt dat er tot 27 januari 2011 voor een totaalbedrag van € 2.926,22 aan nieuwe schulden is ontstaan. [appellante] heeft verklaard dat deze schulden zijn ontstaan door een miscommunicatie en doordat haar WWB-uitkering door de gemeente Emmen was geblokkeerd. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep echter aangegeven dat de gemeente de (aanvullende) WWB-uitkering (weer) heeft stopgezet, omdat [appellante] heeft verzuimd inkomensgegevens aan de gemeente te verstrekken. Het hof is van oordeel dat er sprake is van bovenmatige nieuwe schulden. Het hof stelt vast dat, ondanks de hierover gemaakte afspraken tijdens het verhoor op 7 oktober 2010 ook ter zitting in hoger beroep geen reële betalingsregeling in het vooruitzicht is gesteld op grond waarvan vast zou kunnen komen te staan dat de nieuwe schulden binnen de resterende duur van de schuldsaneringsregeling kunnen worden afgelost.
7. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. [appellante] stelt dat zij door psychische klachten er niet toe gekomen is de tijdens het verhoor op 7 oktober 2010 gemaakte afspraken na te komen. De psychische klachten zijn ontstaan ten gevolge van het overlijden van haar kinderen in het najaar van 2003 en 2004. [appellante] heeft in verband met haar psychische klachten tot begin 2010 onder behandeling van een psycholoog gestaan. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante] verklaard dat de behandeling destijds is gestopt omdat zowel de psycholoog als zijzelf vonden dat het op dat moment goed met [appellante] ging. [appellante] heeft niet aan de bewindvoerder en haar werkcoach verteld dat de behandeling bij de psycholoog was beëindigd. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante] verklaard dat zij er niet aan heeft gedacht om tijdens het verhoor op 7 oktober 2010 aan te geven dat het moeilijk voor haar zou worden om de gemaakte afspraken na te komen omdat haar kinderen in die periode van het jaar zijn overleden. Uit de stukken is gebleken dat [appellante] wel in staat is haar verplichtingen ten aanzien van haar werk bij de thuiszorg na te komen. Zij heeft echter niet opnieuw hulp gezocht voor haar psychische klachten. Voor zover dit tot gevolg mocht hebben dat [appellante] niet in staat is aan haar onderhavige verplichtingen te voldoen - zulks staat niet vast - acht het hof haar dit verwijtbaar, nu het op [appellante]s weg ligt zich van passende hulp te voorzien wanneer zij die nodig heeft om aan haar onderhavige verplichtingen te kunnen voldoen en niet aannemelijk is geworden dat zij daartoe niet in staat is. Zijn de psychische problemen niet de oorzaak van het tekortschieten van [appellante] in haar verplichtingen, dan is dat tekortschieten haar zonder meer te verwijten.
8. Gelet op vorenstaande is het hof van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder c en d, Fw beëindigd dient te worden, nu ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Slotsom
9. Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, R.A. Zuidema en J.P. Evenhuis, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 februari 2011 in bijzijn van de griffier.