ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4841

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.366/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de duur van de partneralimentatie en de bijdrage in de woonlasten door de dochter

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de beperking van de duur van de partneralimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. De vrouw heeft verzocht om een verhoging van de partneralimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 1697,27 per maand. De rechtbank Assen had eerder de alimentatie vastgesteld, maar de man heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw, na de echtscheiding in 2003, zich onvoldoende heeft ingespannen om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft een parttime baan en een nul-urencontract, maar het hof oordeelt dat zij meer kan doen om haar inkomen te verhogen. Het hof heeft besloten de partneralimentatie te handhaven, maar deze te beperken tot een periode van twee jaar, waarin de vrouw de kans krijgt om haar inkomen te verhogen. Na deze periode zal de alimentatie worden gehalveerd. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met de bijdrage in de woonlasten die de dochter van partijen aan de vrouw betaalt. De ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting is vastgesteld op 11 september 2009, de datum waarop het verzoekschrift door de vrouw is ingediend. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de alimentatie is vastgesteld op € 850,-- per maand met ingang van 1 februari 2013.

Uitspraak

Beschikking d.d. 18 januari 2011
Zaaknummer 200.067.366
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.J.J.M. van Roosmalen, kantoorhoudende te Emmen,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Dam-de Haan, kantoorhoudende te Emmen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 maart 2010 heeft de rechtbank Assen het verzoek van de vrouw tot wijziging van de beschikking van 21 april 2004 van de rechtbank Assen toegewezen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 11 september 2009 bepaald op € 1697,27 per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 2 juni 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 3 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek van de vrouw tot verhoging van de partneralimentatie af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 6 juli 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de man af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 27 oktober 2010 met bijlage, van mr. Dam-de Haan.
Ter zitting van 8 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen en hun advocaten.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
2. Het huwelijk van partijen is ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 23 juli 2003 in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand op 1 september 2003.
3. Bij beschikking van 21 april 2004 is aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de (toen nog minderjarige) kinderen van partijen opgelegd (kinderalimentatie). Tevens is aan de man in die beschikking een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw opgelegd van € 103,-- per maand (partneralimentatie). De bijdragen zijn jaarlijks geïndexeerd.
4. De vrouw heeft, onder aanvoering van een wijziging van omstandigheden, aan de rechtbank verzocht de door de man te betalen partneralimentatie te verhogen en te stellen op € 1.780,-- per maand.
De man heeft een verweerschrift, tevens houdend zelfstandig verzoek ingediend, waarop de vrouw weer een verweerschrift heeft ingediend.
5. De rechtbank heeft vervolgens beslist zoals hiervoor, bij ´Het geding in eerste aanleg´ staat vermeld.
6. De man woont thans samen met een partner. Hij heeft inkomen uit arbeid en zijn partner ook. Er is geen sprake van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap.
7. De vrouw is alleenstaande en heeft inkomen uit arbeid. De zoon van partijen ([kind 1]) is achttien jaar oud en woont nog bij de vrouw; de jong-meerderjarige dochter van partijen ([kind 2]) woonde tot 1 augustus 2010 bij haar moeder en [kind 1]. Sinds 1 augustus 2010 woont ze zelfstandig.
Overeenstemming
8. Nu daartegen geen grieven zijn gericht, stelt het hof vast dat partijen het eens zijn over de door de rechtbank in de bestreden beschikking berekende behoefte van de vrouw.
9. Evenmin is de draagkracht van de man in geschil tussen partijen.
10. Partijen hebben van het hof ter zitting nog een termijn gekregen om het hof te berichten of zij in onderling overleg tot overeenstemming zouden kunnen komen ten aanzien van de tussen hen bestaande geschilpunten.
Na ommekomst van die termijn (te weten: op 3 december 2010) heeft het hof geen bericht van partijen ontvangen, zodat het hof thans zal oordelen over het geschil.
De geschilpunten
11. De geschillen tussen partijen zien op (a) de mate waarin de vrouw zelf in haar behoefte kan voorzien (behoeftigheid), (b) de eventuele bijdrage in de woonlasten van de vrouw, door de dochter van partijen ([kind 2]) te voldoen en (c) de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting.
(a) behoeftigheid van de vrouw
12. De man is van mening dat de vrouw - door uitbreiding van haar werkzaamheden en daarmee verhoging van haar inkomsten - volledig zelf kan voorzien in haar behoefte. De vrouw heeft dit bestreden.
13. Het hof betrekt in haar oordeel over de behoeftigheid van de vrouw het volgende.
Het huwelijk van partijen heeft zestien jaar geduurd. De echtscheiding vond (reeds) in 2003 plaats. Voor het huwelijk is de vrouw werkzaam geweest in een ziekenhuis als OK-assistente, maar zij is tijdens het huwelijk als administratief medewerkster gaan werken in het bedrijf van de man.
De vrouw heeft aangetoond dat zij zich inspant om betaalde arbeid te verrichten. Zij heeft een parttime baan bij [naam werkgever] en recent heeft zij een nul-urencontract getekend als oproepkracht in [naam werkgever], in de functie van doktersassistente, ingaande 1 oktober 2010.
Tussen partijen bestond de afspraak dat de vrouw de zorg over de kinderen op zich zou nemen. Op 29 april 2010 is hun jongste kind ([kind 1]) achttien jaar oud geworden en is ook het kind-gebonden budget voor hem vervallen. Nu de kinderen van partijen 18 jaar en ouder zijn, wordt de vrouw in dat opzicht niet belemmerd in haar beschikbaarheid voor arbeid.
De man ervaart het als onrechtvaardig dat hij vijftig tot zestig uur per week werkt, en de vrouw twintig uur per week.
14. Het hof is van oordeel dat de vrouw zich in de afgelopen jaren voldoende heeft ingespannen, maar van haar kan, in de nabije toekomst, meer worden gevergd.
Gedacht moet worden aan een (andere) baan met een hoger uurloon. Wellicht biedt het nulurencontract de mogelijkheid voor de vrouw om weer haar oorspronkelijke werkzaamheden te gaan verrichten.
De man heeft, onweersproken, gesteld dat het voor de vrouw mogelijk is om een gelijkwaardige baan met een hoger inkomen te verwerven en dat het ook van haar verlangd mag worden dat zij in andere ziekenhuizen solliciteert.
Het hof onderschrijft die stellingen van de man.
15. Het hof acht het (dan ook) redelijk om de huidige partneralimentatie te handhaven, doch in duur te beperken en wel tot twee jaar. In die twee jaar kan de vrouw haar werkzaamheden uitbreiden en/of haar inkomen verhogen.
Na ommekomst van die twee jaar wordt de door de man te betalen partneralimentatie door het hof gehalveerd en zal de vrouw dit inkomensverlies zelf dienen aan te vullen.
16. Gelet op de wettelijke indexering die zal plaatsvinden (vanaf 1 januari 2010) zal het hof in redelijkheid die bijdrage stellen op € 850,-- per maand.
(b) de bijdrage in de woonlasten door [kind 2]
17. De man heeft aangevoerd dat van [kind 2] - tot 1 augustus 2010 - een bijdrage in de woonlasten van de vrouw kon worden gevergd, bijvoorbeeld in de vorm van kostgeld. De vrouw heeft deze stelling van de man bestreden.
18. Het hof is - met de vrouw - van oordeel, mede gelet op de aanbevelingen van de werkgroep Alimentatienormen, dat geen rekening dient te worden gehouden met een door [kind 2] te betalen bijdrage in de woonlasten van de vrouw.
Het hof zal hier dus noch in de draagkracht van de vrouw, noch bij de bepaling van haar behoefte rekening mee houden.
(c) de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting
19. Het hof ziet geen termen om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is in procedures als de onderhavige, en derhalve de ingangsdatum vaststellen op de datum dat het inleidend verzoekschrift door de vrouw bij de rechtbank is ingediend, te weten op 11 september 2009.
20. Ten slotte merkt het hof op dat partijen ter zitting zijn overeengekomen dat de door de man (ten onrechte) betaalde bijdrage ten behoeve van [kind 2] door de man in mindering mag worden gebracht op de door hem te betalen partneralimentatie.
Slotsom
21. De beschikking waarvan beroep dient voor de periode vanaf 1 februari 2013 te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor de periode van 11 september 2009 tot 1 februari 2013.
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de partneralimentatie vanaf 1 februari 2013 betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 februari 2013 op € 850,-- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J.J. Melssen, M.P. den Hollander en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 18 januari 2011 in het bijzijn van de griffier.