ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4615

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000248-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor openlijke geweldpleging en vernieling van een autobus

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging en vernieling van een autobus. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het dossier en de verhandelingen ter terechtzitting bestudeerd. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie. De tenlastelegging betrof geweld tegen een autobus van een vervoersmaatschappij op 22 april 2009, waarbij de verdachte samen met anderen openlijk in vereniging geweld zou hebben gepleegd.

Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De fotoconfrontatie die was uitgevoerd, werd niet als betrouwbaar beschouwd, waardoor het hof niet de overtuiging had dat de verdachte betrokken was bij de vernieling van de autobus. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en werd de benadeelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die op nihil werden begroot.

Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de betrouwbaarheid van bewijsstukken, zoals fotoconfrontaties. Het hof heeft de zaak zorgvuldig gewogen en de verdachte in deze zaak vrijgesproken, wat een belangrijke uitkomst is voor de betrokkenen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000248-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-651526-09, 18-640405-08 (tul)
Arrest van 15 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Meijer, advocaat te Veendam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeuddetentie voor de duur 6 maanden, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen, d.d. 27 juni 2008, ten uitvoer te leggen, met dien verstande dat daarvan 3 maanden jeugddetentie dient te worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 22 april 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een autobus van vervoersmaatschappij [bedrijf],
welk geweld bestond uit
- schoppen tegen die autobus en/of
- een fiets gooien tegen die autobus en/of
- een steen, althans hard voorwerp, gooien tegen (de voorruit van) die autobus;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 22 april 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een autobus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan vervoersmaatschappij [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Het hof heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte betrokken is geweest bij de vernieling van de autobus, zodat verdachte van het primair en het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het hof merkt hierbij nog op dat zij geen acht heeft geslagen op de fotoconfrontatie, nu deze fotoconfrontatie niet op de juiste manier is uitgevoerd.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 27 juni 2008 is verdachte veroordeeld tot (onder meer) een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voormeld vonnis is op 12 juli 2008 onherroepelijk geworden. De proeftijd is ingegaan op 12 juli 2008. De officier van justitie heeft op 4 november 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde jeugddetentie.
Nu verdachte ter zake van de aan hem primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet zal worden veroordeeld, zal het hof de vordering afwijzen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hof terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen van
27 juni 2008;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.