ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4609

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000847-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig te [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 1782 hennepplanten, waarvoor een werkstraf van 150 uur was opgelegd, subsidiair 75 dagen hechtenis. De verdachte had tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken diende te worden, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de hennepplanten aanwezig had. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte op 11 maart 2009 in een garagebox aanwezig was waar hennep werd geteeld. Hij verklaarde dat hij schoonmaakwerkzaamheden verrichtte, maar was zich bewust van de hennepteelt. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk 1782 hennepplanten aanwezig had, wat bewezen kon worden door zijn handelingen en kennis van de situatie.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor Opiumdelicten. De opgelegde straf van 150 uur werkstraf werd als passend beschouwd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000847-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-652075-09
Arrest van 15 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 25 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 1782 hennepplanten tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2009 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] en/of in een auto voorzien van kenteken [kenteken], een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 20 moederplanten en 1762 hennepstekjes, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekjes en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk de hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Op 11 maart 2009 wordt er binnengetreden in een garagebox gevestigd aan het [adres] te [plaats]. Wanneer de agenten deze garagebox betreden, treffen ze verdachte aan op de bovenverdieping van deze garagebox. Verdachte verklaart dat hij aldaar, in opdracht van huurder van deze garagebox, schoonmaakwerkzaamheden verricht. Desgevraagd deelt verdachte mede dat hij al langer op de hoogte is van het feit dat er in de garagebox hennep wordt geteeld. Tevens verklaart verdachte dat hij enkele dozen met hennepstekjes in de kofferbak van zijn auto - die in deze garagebox geparkeerd stond - heeft gezet teneinde de vloer te kunnen vegen.
Het hof is van oordeel dat nu verdachte al langere tijd op de hoogte was van het feit dat er in de garagebox hennep werd geteeld, hij desondanks is doorgegaan met het verrichten van werkzaamheden in die garagebox, hij in alle ruimtes van deze garagebox kwam - dus ook de ruimtes waar daadwerkelijk geteeld werd - en het feit dat hij ook feitelijk handelingen heeft verricht met dozen hennepstekjes (te weten het in zijn auto zetten van deze dozen) bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk 1782 hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 11 maart 2009 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres]-7 en in een auto voorzien van kenteken [kenteken] een hoeveelheid van in totaal 20 moederplanten en 1762 hennepstekjes, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 1782 hennepplanten in een garagebox te [plaats]. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep een stof is die, éénmaal in het verkeer gebracht, schadelijk kan zijn en risico's meebrengt voor de gezondheid van gebruikers en mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving veroorzaakt.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 1 december 2010, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van Opiumdelicten.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf, te weten een werkstraf voor de duur van 150 uren een passende bestraffing is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d, van het wetboek van strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenzeventig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.