ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4602

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001012-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed en rijden zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap. De zaak betreft meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder rijden onder invloed van alcohol en rijden zonder rijbewijs. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen in verband met deze feiten, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 september 2008 en 30 oktober 2008 in verschillende gemeenten motorrijtuigen heeft bestuurd terwijl hem dat was ontzegd. De verdachte had een alcoholgehalte van 645 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, die een gevangenisstraf van tien weken en twee weken hechtenis had geëist. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de ten laste gelegde feiten.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten en de herhaalde overtredingen van de verdachte, die eerder al meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, maar oordeelde dat de verdachte geen aanleiding had gegeven om een lichtere straf op te leggen. De in beslag genomen scooter, die was gebruikt voor de overtredingen, werd verbeurd verklaard. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken en twee weken hechtenis, waarbij het belang van de verkeersveiligheid zwaar heeft meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001012-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-653784-08 en 18-654418-08
Arrest van 15 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 6 april 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers
18-653784-08 en 18-654418-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot straffen en heeft een beslissing genomen over het in beslag genomen goed, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte in zaak A. onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde, alsmede het in zaak B. onder 1. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken. De advocaat-generaal heeft aangegeven bij deze strafbepaling rekening te hebben gehouden met de in zaak A. ad informandum gevoegde feiten. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd het in zaak B. onder 2. ten laste gelegde bewezen te verklaren en verdachte ter zake te veroordelen tot twee weken hechtenis. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd de in beslaggenomen scooter verbeurd te verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A.
feit 1:
hij op of omstreeks 21 september 2008 in de gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn/haar adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 645 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
feit 2:
hij op of omstreeks 21 september 2008 in de gemeente [gemeente 1], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, het [straat], een motorrijtuig, (bromfiets), heeft bestuurd;
feit 3:
hij op of omstreeks 14 augustus 2008 te [plaats 1] en/of te [plaats 2], in ieder geval in de gemeente [gemeente 2], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de wegen, de [straat] en/of de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
Zaak B.
feit 1:
hij op of omstreeks 30 oktober 2008 te [plaats 3], in de gemeente [gemeente 3], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
feit 2:
hij op of omstreeks 30 oktober 2008 te [plaats 3], in de gemeente [gemeente 3], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
Zaak A.
feit 1:
hij op 21 september 2008 in de gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een motorrijtuig, bromfiets, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
645 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 2:
hij op 21 september 2008 in de gemeente [gemeente 1], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, het [straat], een motorrijtuig, bromfiets, heeft bestuurd;
feit 3:
hij op 14 augustus 2008 in de gemeente [gemeente 2], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de wegen, de [straat] en de [straat], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd;
Zaak B.
feit 1:
hij op 30 oktober 2008 te [plaats 3]. in de gemeente [gemeente 3], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd;
feit 2:
hij op 30 oktober 2008 te [plaats 3], in de gemeente [gemeente 3], als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A:
1. overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
2. overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
zaak B:
1. overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
en de overtreding:
zaak B:
2. overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meermalen een personenauto bestuurd en zich daarmee in het verkeer begeven terwijl hem niet alleen de bevoegdheid daartoe was ontzegd, maar hij ook in het geheel niet in het bezit was van een rijbewijs en dat ook nimmer is geweest. Tevens heeft verdachte zich al rijdend op een scooter in het verkeer begeven tijdens de eerder genoemde ontzegging van de rijbevoegdheid, terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Verdachte heeft zich hiermee - opnieuw - uiterst onverantwoordelijk getoond in zijn verkeersgedrag en de belangen van de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, veronachtzaamd.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend 28 pagina's tellende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2010. Daaruit blijkt dat verdachte talloze malen is veroordeeld voor strafbare feiten die de Wegenverkeerswet 1994 betreffen.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting een schrijven overgelegd van de huisarts van verdachte waaruit blijkt dat verdachte onlangs twee maal is opgenomen in het ziekenhuis vanwege een chronische alcoholische pancreatitis. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte daarvan veel pijn ondervindt en dat hij thans inzicht heeft gekregen in zijn alcoholprobleem. Verdachte heeft zelf contact opgenomen met Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) en is gemotiveerd te werken aan zijn alcoholprobleem. Een gevangenisstraf zou niet alleen het traject dat verdachte onlangs is opgestart bij de VNN verstoren, maar zal er waarschijnlijk ook voor zorgen dat verdachte zijn woning gaat verliezen. De raadsvrouw heeft daarom bepleit aan verdachte een werkstraf op te leggen.
Bezien in het licht van voornoemde documentatie heeft verdachte opnieuw blijk gegeven lak te hebben aan de belangen van de verkeersveiligheid en - met name - ook aan de consequenties van rechterlijke vonnissen en wel op zodanige wijze, dat het hof een gevangenisstraf passend en geboden vindt en geen aanleiding ziet aan verdachte een werkstraf op te leggen. Dat verdachte thans wil beginnen met een traject bij de VNN maakt dit niet anders. Gezien het feit dat dit traject - aldus de raadsvrouw - nog in de kinderschoenen staat en er aldus ter zitting weinig duidelijk is geworden over dit traject en verdachte niet ter zitting is verschenen om zijn motivatie duidelijk te maken, ziet het hof geen reden hiermee rekening te houden.
Voorts is uit het onderzoek ter zitting van het hof gebleken, dat verdachte zich ook nog aan twee andere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Die twee strafbare feiten zijn ad informandum gevoegd en vermeld op de inleidende dagvaarding van zaak A. Deze ad informandum gevoegde strafbare feiten, die bij de politie door verdachte zijn erkend als door hem te zijn begaan, zal het hof meewegen in de aan verdachte op te leggen straf, welke feiten daarmee zijn afgedaan.
In navolging van het oordeel van de politierechter en de vordering van de advocaat-generaal zal het hof aan verdachte ter zake van het in zaak A. onder 1., 2. en 3. en in zaak B. onder 1. bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf, en ter zake van het in zaak B. onder 2. bewezen verklaarde feit een hechtenis opleggen, beide van na te melden duur.
Beslag
De door het hof verbeurd te verklaren scooter is daarvoor vatbaar. Immers met behulp van die scooter zijn het hiervoor in zaak A. onder 1. en 2. bewezenverklaarde feiten begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat deze scooter toebehoort aan verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 62, 63 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 107 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A. onder 1., 2. en 3 ten laste gelegde en het in zaak B. onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A. onder 1., 2. en 3. en in zaak B onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het bewezen verklaarde in zaak A. onder 1., 2. en 3. en in zaak B. onder 1. tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het bewezen verklaarde in zaak B. onder 2. tot hechtenis voor de duur van twee weken;
verklaart verbeurd de in beslag genomen scooter.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.