ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4558

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001166-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door medeplegen met een ander

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van medeplegen van verduistering. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 februari 2009 heeft de verdachte samen met een ander twee ijzeren bakken gevuld met ponsdoppen meegenomen, met de afspraak deze na weging terug te brengen. Echter, de verdachte en zijn mededader zijn niet teruggekeerd, waardoor zij inbreuk hebben gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbende. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van drie weken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering. De verdachte had eerder meerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat meegewogen werd in de strafmotivering.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Gezien de justitiële documentatie van de verdachte, die eerdere veroordelingen voor verduistering vertoonde, oordeelde het hof dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken passend en noodzakelijk was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot deze straf en verklaarde niet bewezen wat aan de verdachte verder was ten laste gelegd. Het arrest is ondertekend door de rechters en griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001166-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-019884-09
Arrest van 14 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 31 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) (ijzeren) bak(ken) (gevuld) met (pons)doppen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) met toestemming van de rechthebbende had(den) (mee)genomen en/of in bruikleen had(den), onder de gehoudenheid die (ijzeren) bak(ken) (gevuld) met (pons)doppen (na weging op een weegbrug) te retourneren, (en aldus) anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 6 februari 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk ijzeren bakken gevuld met ponsdoppen, toebehorende aan [bedrijf], welke goederen verdachte en zijn mededader met toestemming van de rechthebbende hadden meegenomen onder de gehoudenheid die ijzeren bakken na weging op een weegbrug te retourneren en aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van verduistering.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 6 februari 2009 samen met een ander schuldig gemaakt aan verduistering. Hij sprak met aangever af dat hij twee bakken met ponsdoppen mee zou nemen om te wegen en daarna terug zou komen om af te rekenen. Verdachte noch zijn mededader zijn teruggekomen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van een ander en het door aangever in hem gestelde vertrouwen beschaamd.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens verduistering. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken een passende en noodzakelijke bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit is thans, gelet op de aard van het feit en verdachtes justitiële documentatie, niet meer aan de orde.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.