Parketnummers: 24-001672-10 en 18-652292-08 (tul)
Parketnummer eerste aanleg: 18-651317-09
Arrest van 14 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 2 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist en een maatregel opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - met inachtneming van de in eerste aanleg toegestane vordering tot wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 01 april 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto heeft weggenomen een navigatiesysteem (VDO Dayton), en/of een afstandsbediening, en/of een gsm en/of een afstandsbediening van een garagedeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 april 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem (VDO Dayton), en/of een afstandsbediening en/of een gsm en/of een afstandsbediening van een garagedeur heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 april 2009 te [plaats] voorwerpen, te weten een navigatiesysteem (VDO Dayton) en/of een afstandsbediening en/of een gsm en/of een afstandsbediening van een garagedeur, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van goederen uit een auto. De diefstal zou zijn gepleegd door een derde. Verdachte heeft slechts getracht de goederen door te verkopen. Het hof is op grond van het navolgende een ander oordeel toegedaan.
De verdachte erkent ten tijde van de diefstal op de plaats delict te zijn geweest, draagt kennis van de modus operandi (geen braak), beschikt binnen enkele uren na de diefstal over de (volledige) buit en wil deze te gelde maken, terwijl - afgezien van weinig aannemelijke en niet-verifieerbare verklaringen dienaangaande van de verdachte zelf - enig concreet aanknopingspunt voor betrokkenheid van een derde bij de diefstal ontbreekt. In aanmerking genomen deze feiten en omstandigheden
heeft het hof de overtuiging bekomen dat verdachte zelf de goederen uit de auto heeft weggenomen. Derhalve komt het hof tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 1 april 2009 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto heeft weggenomen een navigatiesysteem (VDO Dayton), een afstandsbediening en een gsm toebehorende aan [benadeelde] of [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 1 april 2009 schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit een auto. Deze auto stond geparkeerd op een bij een crematorium gelegen parkeerplaats, omdat aangeefster samen met haar zus een plechtigheid in het crematorium bijwoonde. Na afloop van de plechtigheid ontdekten zij dat er een navigatiesysteem en een mobiele telefoon uit de auto waren ontvreemd. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van aangever en haar zus, maar hun ook extra leed toegevoegd op een toch al emotioneel moment.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte zich vele malen eerder schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit auto's. Hij is daarvoor veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf weken een passende en noodzakelijke bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit is thans, gezien de ernst van het feit en verdachtes documentatie, niet meer aan de orde.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 19 november 2008 met parketnummer 18-652292-08 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis
is onherroepelijk geworden op 4 december 2008, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 14 september 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf gelasten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering van € 47,63 zal derhalve worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 47,63 die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 19 november 2008 met parketnummer 18-652292-08 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenenveertig euro en drieënzestig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenenveertig euro en drieënzestig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.