ECLI:NL:GHLEE:2011:BP3718

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002628-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na onduidelijkheden in de ten laste gelegde feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, maar heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend. De ten laste gelegde feiten betroffen een incident op 20 augustus 2008 in een eetgelegenheid, waar de verdachte zou hebben deelgenomen aan een vechtpartij en de aangeefster, [slachtoffer], zou hebben mishandeld. Tijdens de zitting in hoger beroep werd echter duidelijk dat de pleegdatum in de tenlastelegging niet overeenkwam met de feitelijke pleegdatum, wat aanleiding gaf tot twijfels over de bewijsvoering.

Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen zorgvuldig gewogen. De aangeefster had verklaard dat zij door een man een klap in haar gezicht had gekregen, maar getuigen gaven aan dat de verdachte moeilijk te verstaan was en dat er twijfels bestonden over de communicatie. Bovendien bleek uit de verklaringen dat er mogelijk andere betrokkenen waren bij de mishandeling. Het hof concludeerde dat het daderschap van de verdachte niet overtuigend kon worden bewezen, en dat er ruimte was voor de mogelijkheid dat de aangeefster door iemand anders was mishandeld.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om onduidelijkheden in de tenlastelegging te verhelderen voordat tot veroordeling kan worden overgegaan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002628-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-650799-09
Arrest van 8 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 12 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
op 4 mei 2010 wel maar op 25 januari 2011 niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 26 uren, subsidiair 13 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: hij op of omstreeks 20 augustus 2008 te [plaats], in de eetgelegenheid [bedrijf] gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer])
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht en
- aan de haren heeft getrokken en
- heeft geduwd,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich op 20 augustus 2008 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefster [slachtoffer].
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De ten laste gelegde pleegdatum correspondeert niet met de feitelijke pleegdatum, zijnde 31 augustus 2008. Daargelaten de vraag of het hof deze misslag verbeterd zou kunnen lezen, komt het hof op grond van het onderstaande tot een vrijspraak.
Uit het dossier komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op zondag 31 augustus 2008 omstreeks 06.00 uur zat een groepje van vier personen te eten in de shoarmazaak '[bedrijf]' gelegen aan de [straat] te [plaats]. Dit luidruchtige viertal is door verdachte meermalen (tevergeefs) aangesproken op hun gedrag. Op een gegeven ogenblik is er een vechtpartij ontstaan tussen het viertal en het personeel van '[bedrijf]'. Verdachte (een werknemer) zou hierbij aangeefster [slachtoffer] hebben mishandeld.
Uit de aangifte volgt - onder meer - dat een man aangeefster [slachtoffer] een stoot in haar gezicht heeft gegeven, waardoor ze is gevallen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij weer is opgestaan en zag dat iedereen aan het duwen en trekken was. Verder heeft ze verklaard dat ze met een stoel tegen het hoofd van een man heeft geslagen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2010 is komen vast te staan dat verdachte moeilijk te verstaan is en de communicatie in de Nederlandse taal moeizaam verloopt. Aangezien verdachte zijn (bekennende) verklaringen bij de politie zonder tolk en in de Nederlandse taal heeft afgelegd, zal het hof terughoudendheid betrachten bij het gebruik van deze verklaringen van verdachte.
Voorts heeft getuige [getuige 2], een collega van verdachte, verklaard dat hij een meisje een klap in haar gezicht heeft gegeven, waardoor het meisje is gevallen. Hij zag dat het meisje meteen weer opstond. Verder heeft hij verklaard dat er - nadat hij het meisje had geslagen - een stoel in de richting van verdachte en hem werd gegooid, maar dat hij niet heeft gezien wie deze stoel heeft gegooid. De stoel raakte hen beiden in het gezicht. Bovendien heeft [getuige 2] verdachte niet zien slaan.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de bekennende verklaring van verdachte, op grond van de aangifte en de overige bewijsmiddelen het daderschap van verdachte niet overtuigend kan worden bewezen. Op grond van het vorenstaande sluit het hof niet uit dat aangeefster door een ander dan verdachte is mishandeld. Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.