Parketnummer: 24-002987-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-905661-09
Arrest van 4 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 16 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Klomp, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 04 mei 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 765 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 4 mei 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 765 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 4 mei 2009 een bromfiets bestuurd, terwijl hij meer alcohol had gedronken dan op grond van de Wegenverkeerswet 1994 voor de bestuurder van een voertuig is toegestaan. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft hij niet alleen zichzelf, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 december 2010 blijkt dat verdachte in 2006 en 2007 ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Die veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij de door de politierechter opgelegde geldboete niet kan betalen en daarom liever een werkstraf wil verrichten. Verdachte kan zich vinden in oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid.
De advocaat-generaal heeft bij de formulering van zijn eis, voor zover het betreft de werkstraf, het maandinkomen van verdachte als uitgangspunt genomen. De door de advocaat-generaal bij dat maandinkomen passend geachte geldboete correspondeert met de door hem gevorderde werkstraf van 60 uur.
De door de eerste rechter opgelegde straf, een geldboete van 900 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden, is kennelijk gebaseerd op de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten die zien op alcoholgebruik bij bestuurders van auto's en motoren. Ten aanzien van verdachte is echter bewezenverklaard dat hij op een bromfiets reed. Bij de oriëntatiepunten die betrekking hebben op de bestuurder van een bromfiets worden - ten opzichte van de oriëntatiepunten die zien op de bestuurder van auto's en motoren - aanzienlijk lagere straffen als uitgangspunt gehanteerd.
Op grond van de oriëntatiepunten die betrekking hebben op de bestuurder van een bromfiets, daarbij gelet op de recidive, heeft in de situatie van verdachte als uitgangspunt een geldboete van 420 euro en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden te gelden.
Het hof acht, naast een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden, een geldboete van 420 euro in beginsel een passende straf. Gelet op de door verdachte geschetste financiële situatie zal het hof echter niet overgaan tot oplegging van een geldboete. Het hof zal een werkstraf opleggen die wat betreft het aantal dagen vervangende hechtenis ongeveer overeenstemt met de vervangende hechtenis bij een geldboete van 420 euro. De door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf en rijontzegging zijn naar het oordeel van het hof, zeker in samenhang bezien met de voor dit feit geldende oriëntatiepunten, te hoog.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Roes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.