ECLI:NL:GHLEE:2011:BP3436

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002349-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak na gebrek aan bewijs voor opzettelijke handeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor brandstichting, waarbij zij opzettelijk een brandende sigaret op een sprei zou hebben gelegd, wat leidde tot brand in een woning. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 209 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.

Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft de verdachte consistent verklaard dat zij haar sigaret in de asbak heeft gedoofd en dat vermoedelijk as op de sprei is gevallen, wat de brand zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de brand op een andere manier is ontstaan dan door de verklaring van de verdachte. De tenlastelegging bevatte een bewuste handeling, maar het hof concludeert dat er geen bewijs is voor deze opzettelijke handeling.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan te tonen dat een verdachte opzettelijk een strafbaar feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002349-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-880205-08
Arrest van 4 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 11 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 209 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij het AFPN.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 14 mei 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], opzettelijk brand heeft gesticht in (de woon- en/of slaapkamer van) een woning, gelegen op of aan de [adres] aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende sigaret gehouden tegen of gelegd op een (in die slaapkamer op het bed gelegen) sprei, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), en/of is zij, verdachte, (vervolgens) met dat brandende sprei naar de woonkamer gelopen en/of heeft zij, verdachte, dat brandende sprei aldaar neergelegd/achtergelaten, ten gevolge waarvan dat sprei en/of (overige) zich in die slaap- en/of woonkamer bevindende (inventaris)goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor overige ruimten/delen van die woning en/of de (overige) zich in die woning bevindende (inventaris)goederen en/of voor een of meer belendende woningen/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van d(i)e belendende woningen/percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 14 mei 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente],, grovelijk, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een brandende sigaret gehouden tegen of gelegd op een (in die slaapkamer op het bed gelegen) sprei, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), en/of is zij, verdachte, (vervolgens) met dat brandende sprei naar de woonkamer gelopen en/of heeft zij, verdachte, dat brandende sprei aldaar neergelegd/achtergelaten, ten gevolge waarvan het aan haar schuld te wijten is geweest, dat dat sprei en/of (overige) zich in die slaap- en/of woonkamer bevindende (inventaris)goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor overige ruimten/delen van die woning en/of de (overige) zich in die woning bevindende (inventaris)goederen en/of voor een of meer belendende woningen/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van d(i)e belendende woningen/percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
Vrijspraak
Verdachte is kort gezegd primair ten laste gelegd dat zij opzettelijk brand heeft gesticht door opzettelijk een brandende sigaret te houden of te leggen op een sprei, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof.
Subsidiair is kort gezegd ten laste gelegd dat zij grovelijk, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een brandende sigaret heeft gehouden tegen of gelegd op een sprei, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, zoals hierboven in de tenlastelegging is omschreven.
Verdachte heeft, zowel tijdens het verhoor door verbalisanten als tijdens de behandeling ter zitting in eerste aanleg, op consistente wijze verklaard dat zij haar sigaret heeft uitgedrukt in de asbak en dat vermoedelijk as op de sprei is gevallen. Daardoor zou de sprei in brand kunnen zijn gevlogen. Bewijs dat de brand anders is ontstaan dan door verdachte verklaard, ontbreekt. De overige stukken in het dossier geven ook geen aanwijzing dat de gang van zaken zoals door verdachte aangegeven, niet zou kunnen.
In de tenlastelegging is, zowel bij het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, een bewuste handeling opgenomen. Daarvoor is, mede gelet op het hierboven weergegevene, geen bewijs voorhanden.
Het hof acht aldus niet bewezen hetgeen primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.