ECLI:NL:GHLEE:2011:BP3431

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001169-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na belaging en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, die lijdt aan een bipolaire stoornis met psychotische kenmerken, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging door de rechtbank, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. De verdachte was beschuldigd van meerdere feiten, waaronder belaging van twee slachtoffers en bedreiging van een derde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat werd bevestigd door deskundigen die hem hadden onderzocht. De deskundigen concludeerden dat de verdachte door zijn geestelijke toestand niet in staat was om vanuit voldoende keuzevrijheid tot andere gedragskeuzes te komen. Het hof heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. Dit besluit is genomen om de veiligheid van de verdachte zelf en van anderen te waarborgen, gezien het risico op recidive tijdens manische episodes. Het hof heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de beslissing is in overeenstemming met het advies van de advocaat-generaal.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001169-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880044-09 en 17-880096-10
Arrest van 4 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 7 mei 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-880044-09 en 17-880096-10 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Amsterdam PPC te Amsterdam,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven ontslagen van alle rechtsvervolging en de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar gelast, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B ten laste gelegde zal ontslaan van alle rechtsvervolging en de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2008 tot en met 2 februari 2009 te [plaats 1] en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/of te [plaats 5] en/of te [plaats 6], en/of (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen (te weten dat verdachte met die [slachtoffer 1] in contact zou komen), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] tijdens haar werk opgezocht en/of benaderd en/of
- de behandelkamer op de werkplek van die [slachtoffer 1] binnengegaan en/of
- voor/bij het pand van de werkplek van die [slachtoffer 1] gestaan en/of
- die [slachtoffer 1] (op haar werk en/of thuis) telefonisch benaderd en/of
- een of meerdere collega's van die [slachtoffer 1] benaderd (en daarbij naar die [slachtoffer 1] gevraagd) en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik zal het je wel laten merken.", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] bezocht en/of benaderd tijdens trainingen en/of uit- en thuis)wedstrijden van het volleybalteam waarin die [slachtoffer 1] speelt en/of daarbij die [slachtoffer 1] geobserveerd en/of door verdachtes aanwezigheid zich hinderlijk heeft opgedrongen aan die [slachtoffer 1] en/of
- een ledenvergadering van de volleybalvereniging waarvoor die [slachtoffer 1] speelt bezocht (, zulks terwijl verdachte geen lid is van die vereniging) en/of
- meermalen, althans eenmaal, bloemen (rozen) laten bezorgen voor die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] op enigerlei wijze lastig gevallen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2008 tot en met 2 februari 2009, te [plaats 6], (althans) in de gemeente [gemeente 2], en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 1] en/of (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen (te weten dat die [slachtoffer 2] met verdachte zou trouwen en/of met verdachte zou moeten spreken en/of met verdachte contact zou opnemen), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 2] telefonisch benaderd en/of
- bij een vriendin van die [slachtoffer 2] aangebeld en/of die vriendin aangesproken (over die [slachtoffer 2]) en/of
- die [slachtoffer 2] via de internetsite's Hyves en/of Facebook en/of LinkedIn benaderd, in elk geval die [slachtoffer 2] via internet benaderd en/of
- de ouders van die [slachtoffer 2] thuis bezocht en/of aangesproken over die [slachtoffer 2] en/of
- de speeltuin van speeltuinvereniging "[naam]" bezocht waarvan die [slachtoffer 2] voorzitter was en/of een of meerdere perso(o)n(en) aldaar aangesproken en vragen gesteld over website van de speeltuinvereniging en/of de nieuwjaarsborrel van de speeltuinvereniging en/of
- een kaart naar de speeltuinvereniging "[naam]" te [plaats 6] gestuurd, waarvan die die [slachtoffer 2] tot 1 januari 2009 voorzitter was, met daarop "afz [verdachte]", met daaronder een hartje en 9 kruisjes en/of
- die [slachtoffer 2] op enigerlei wijze lastig gevallen;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), tegen een (boven)been, in elk geval het lichaam, heeft geschopt of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 27 januari 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], (een) zwaard/sabel, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Zaak B:
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2010 tot en met 14 maart 2010, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Mooi, ik heb een jerry-can benzine, een voorhamer en een mes bij mij en het gaat vannacht aan." en/of "Als ik [slachtoffer 1] niet terugkrijg, dan is het tussen jou en mij op leven en dood.", althans (telekens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 3 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Verweren
Zaak A, feit 1:
Het hof volgt verdachte niet waar hij aanvoert dat het niet zijn bedoeling was opzettelijk inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]. Uit de stukken volgt dat [slachtoffer 1] verdachte meermalen (ook voor de ten laste gelegde periode) heeft meegedeeld dat hij zijn toenaderingspogingen moest stoppen. Desondanks bleef verdachte doorgaan met het zoeken van toenadering. Gelet hierop kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1].
Zaak A, feit 2:
Ook ten aanzien van dit feit heeft verdachte aangevoerd dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld.
Verdachte heeft in 1999-2000 meermalen geprobeerd in contact te komen met [slachtoffer 2] en bleef daarin volharden. Uit de stukken volgt dat verdachte met [slachtoffer 2] wilde trouwen. [slachtoffer 2] heeft hem destijds (meermalen) kenbaar gemaakt dat zij geen contact met hem wilde.
Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode opnieuw contact met [slachtoffer 2] gezocht, met het kennelijke doel om met haar te trouwen.
Het hof is van oordeel, mede gelet op de samenhang tussen de handelingen van verdachte in 1999-2000 en de handelingen in de tenlastegelegde periode en het feit dat verdachte in 1999-2000 al kenbaar was gemaakt dat [slachtoffer 2] geen contact met hem wilde, dat verdachte ook in de periode van 10 december 2008 tot en met 2 februari 2009 opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2].
Zaak A, feit 4:
Door en namens verdachte is een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld en verontschuldigbare rechtsdwaling, leidende tot ontslag van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte het zwaard dat hij bij zich droeg heeft laten keuren, het bezit ten behoeve van muurdecoratie was toegestaan en dat hij geen kwade bedoelingen met het zwaard had.
Het feit dat verdachte in het bezit zou zijn van een gekeurd zwaard en toestemming heeft gekregen om het zwaard als muurdecoratie aan de muur te hangen, brengt nog niet met zich mee dat hij het (op een openbare plaats) bij zich mag dragen. Het hof verwerpt het verweer derhalve. Voor een beroep op rechtsdwaling dan wel afwezigheid van alle schuld is dan ook geen plaats.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
Zaak A:
1.
hij in de periode van 17 juni 2008 tot en met 2 februari 2009 te [plaats 1] en/of te [plaats 2], en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/of te [plaats 5], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen (te weten dat verdachte met die [slachtoffer 1] in contact zou komen), te dulden, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] tijdens haar werk opgezocht en benaderd en
- de behandelkamer op de werkplek van die [slachtoffer 1] binnengegaan en
- voor/bij het pand van de werkplek van die [slachtoffer 1] gestaan en
- die [slachtoffer 1] (op haar werk en/of thuis) telefonisch benaderd en
- een of meerdere collega's van die [slachtoffer 1] benaderd (en daarbij naar die [slachtoffer 1] gevraagd) en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik zal het je wel laten merken." en
- die [slachtoffer 1] bezocht en benaderd tijdens trainingen en wedstrijden van het volleybalteam waarin die [slachtoffer 1] speelt en daarbij die [slachtoffer 1] geobserveerd en door verdachtes aanwezigheid zich hinderlijk heeft opgedrongen aan die [slachtoffer 1] en
- een ledenvergadering van de volleybalvereniging waarvoor die [slachtoffer 1] speelt bezocht (, zulks terwijl verdachte geen lid is van die vereniging) en
- bloemen (rozen) laten bezorgen voor die [slachtoffer 1];
2.
hij in de periode van 10 december 2008 tot en met 2 februari 2009, te [plaats 6] en/of te [plaats 2] en/of (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen (te weten dat die [slachtoffer 2] met verdachte zou trouwen en/of met verdachte zou moeten spreken en/of met verdachte contact zou opnemen), te dulden, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 2] telefonisch benaderd en
- bij een vriendin van die [slachtoffer 2] aangebeld en die vriendin aangesproken (over die [slachtoffer 2]) en
- die [slachtoffer 2] via de internetsite's Hyves en Facebook en LinkedIn benaderd en
- de ouders van die [slachtoffer 2] thuis bezocht en aangesproken over die [slachtoffer 2] en
- de speeltuin van speeltuinvereniging "[naam]" bezocht waarvan die [slachtoffer 2] voorzitter was en perso(o)n(en) aldaar aangesproken en vragen gesteld over de website van de speeltuinvereniging en de nieuwjaarsborrel van de speeltuinvereniging en
- een kaart naar de speeltuinvereniging "[naam]" te [plaats 6] gestuurd, waarvan die die [slachtoffer 2] tot 1 januari 2009 voorzitter was, met daarop "afz [verdachte]", met daaronder een hartje en 9 kruisjes.
4.
hij op 27 januari 2009 te [plaats 1], een zwaard/sabel, zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Zaak B:
hij op 11 maart 2010, te [plaats 1], [slachtoffer 4] heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Mooi, ik heb een jerrycan benzine, een voorhamer en een mes bij mij en het gaat vannacht aan".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1, 2 en 4 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
zaak A:
de misdrijven: onder 1 en 2 telkens: belaging
en de overtreding: onder 4: handelen in strijd met een krachtens artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie vastgesteld voorschrift;
zaak B:
het misdrijf: bedreiging met brandstichting of enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Omtrent verdachtes persoon is door P.E. Geurkink, psycholoog, en J. Huisman, psychiater, beiden vast gerechtelijk deskundige, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, op 20 november 2009 een pro justitiarapport opgemaakt. Het rapport is gemaakt naar aanleiding van de verdenkingen in zaak A.
In het rapport van de deskundigen is opgenomen dat de persoonlijkheid van verdachte door zijn weigerende opstelling niet goed onderzocht kon worden. Op basis van eerder uitgebrachte pro justitiarapporten en de mededelingen van referenten in de milieurapportage is het in hun visie echter niet waarschijnlijk dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, zodat de forensische betekenis van verdachtes weigering gering is.
In het rapport wordt voorts geconcludeerd dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van de hem in zaak A ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een bipolaire stemmingsstoornis, laatste episode manisch met psychotische kenmerken. Beide rapporteurs concluderen dat verdachte niet in staat is geweest vanuit voldoende keuzevrijheid tot een andere gedragskeuze te komen en concluderen op grond daarvan dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het hem in zaak A ten laste gelegde.
De hiervoor genoemde rapporteurs hebben als getuige-deskundigen ter zitting van het hof herhaald dat bij verdachte een ziekelijke stoornis in de zin van een bipolaire stemmingsstoornis, manisch met psychotische kenmerken, is gediagnosticeerd. Daarbij hebben beide deskundigen ook aangegeven dat verdachtes weigerende opstelling geenszins in de weg heeft gestaan.
Die stoornis heeft een invloedbepalende factor, waardoor verdachte door zijn wanen - veroorzaakt door de manie - wordt gestuurd, daardoor niet in staat is afwegingen te maken en moet toegeven aan zijn impulsen. Deze situatie wordt in het geval van verdachte versterkt door paranoïci.
Het hof neemt de conclusie van de rapporteurs over en maakt die tot de zijne.
De deskundigen hebben ter zitting aangegeven dat de stoornis die verdachte heeft zonder behandeling niet zal verdwijnen en dat deze derhalve ten tijde van de zitting van 21 januari 2011 nog bestaat. Het hof leidt hieruit af dat de stoornis ten tijde van de in zaak B ten laste gelegde feiten eveneens bestond en dat verdachte ook toen door zijn wanen werd gestuurd. Het hof verbindt hieraan de conclusie dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het hem in zaak A en in zaak B ten laste gelegde.
Met betrekking tot de in zaak A onder 1, 2 en 4 en in zaak B bewezenverklaarde feiten is verdachte derhalve niet strafbaar, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het hiervoor genoemde rapport van Geurkink en Huisman houdt als advies het volgende in, zakelijk weergegeven:
Met betrekking tot de strafrechtelijke afdoening kan worden vastgesteld dat zonder behandeling een groot risico bestaat op een recidief van strafbare feiten tijdens een manische fase van de bipolaire stemmingsstoornis. Het risico op strafbare feiten is in zekere zin inherent aan het doormaken van een ernstige manische episode. Er zijn echter geen aanwijzingen voor een onderliggende agressieregulatiestoornis of escalatiegevaar buiten een manische episode, hetgeen ook ondersteund wordt door risicotaxatie. Er is bij betrokkene in het verleden en ook thans een grote weerstand geconstateerd om een psychiatrische behandeling te willen aanvaarden. Vanwege de weigerende houding van betrokkene in de onderzoeksfase is op het waarom hiervan onvoldoende zicht verkregen. Voorstelbaar zou kunnen zijn dat het voorkomen van een stemmingsstoornis bij meerdere familieleden met soms een zelfdoding tot gevolg door betrokkene als zeer belastend wordt ervaren en zich een sterke weerstand heeft ontwikkeld. Anderzijds is het ontbreken van ziektebesef min of meer inherent aan de manische fase binnen een bipolaire stoornis.
Een aanzet tot behandeling en begeleiding zal slechts in een onvrijwillig kader kunnen starten. Wij willen Uw College in dezen adviseren de maatregel van artikel 37 Sr. op te leggen, welke het beste geëffectueerd zou kunnen worden in een van de forensisch psychiatrische klinieken dan wel in een gesloten afdeling van een forensisch psychiatrische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Te verwachten valt dat binnen de wettelijk gestelde termijn van één jaar een samenwerking tussen betrokkene en een kliniek gerealiseerd kan worden en dat behandeling van de nog aanwezige symptomatologie zal plaatsvinden en dat in preventieve zin door middel van medicatie (stemminsstabilisator) en voorlichting een hernieuwde ontregeling in de toekomst voorkomen kan worden.
Het natuurlijk verloop van de manische fase in het kader van een bipolaire stoornis kan tot gevolg hebben dat ook zonder behandeling psychotische symptomen gaan verbleken en dat de stemming normaliseert. Zoals beschreven is dit thans volstrekt nog onvoldoende het geval. In belang van de acceptatie van de psychiatrische stoornis en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid tot het nemen van preventieve interventies (stemmingsstabilisator) willen wij ook bij een verder verbleken van de symptomen Uw College adviseren de maatregel van art 37 Sr. op te leggen.
Binnen de strafrechtelijke termijn van één jaar, eventueel verlengd door een reguliere BOPZ-machtiging met de mogelijkheid tot signalering binnen het GGZ-kader van een eventuele hernieuwde stemmingsontregeling, valt in alle redelijkheid te verwachten dat door adequate behandeling en begeleiding het gevaar op nieuwe strafbare feiten voldoende gereduceerd zal zijn.
Het hof onderschrijft dit advies. Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het hof acht verdachte gevaarlijk voor zijn eigen veiligheid, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Het hof zal op grond van het voorgaande, conform de eis van de advocaat-generaal, gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst, voor de duur van een jaar.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 37, 57, 62, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld in zaak A onder 1, 2 en 4 en in zaak B ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1, 2 en 4 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
kwalificeert hetgeen is bewezenverklaard als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte [verdachte] echter niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte [verdachte] in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.