ECLI:NL:GHLEE:2011:BP2865

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002320-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schoolverzuim van minderjarige zoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter Assen. De verdachte, een moeder, werd beschuldigd van het niet voldoen aan de leerplichtverplichtingen van haar minderjarige zoon. Het hof heeft vastgesteld dat er een lange voorgeschiedenis is van schoolverzuim en dat verschillende instanties zich met de schoolloopbaan van de zoon hebben bemoeid. De verdachte en haar man voelden zich vaak niet serieus genomen door deze instanties, wat heeft bijgedragen aan de situatie. Ondanks dat de verdachte aanvankelijk het belang van schoolbijeenkomsten veronachtzaamde, heeft zij veel inspanning geleverd om haar zoon aan te sporen regelmatig naar school te gaan. Het hof heeft geconstateerd dat de zoon inmiddels weer geregeld onderwijs volgt.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, maar heeft wel vastgesteld dat zij niet heeft voldaan aan haar verplichting om ervoor te zorgen dat haar zoon geregeld naar school ging. Gezien de omstandigheden, waaronder de inspanningen van de verdachte en de huidige situatie van haar zoon, heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, en heeft het artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002320-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-400138-09
Arrest van 1 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter Assen van 26 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 18 januari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na een toegelaten vordering wijziging tenlastelegging in hoger beroep - ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks 22 september 2008 tot en met 3 maart 2009 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], terwijl zij als degene die het gezag uitoefende over de jongere [zoon], althans terwijl zij zich met de feitelijke verzorging van die jongere had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een instelling, te weten het [school], was ingeschreven, die instelling na inschrijving geregeld bezocht.
Bewijsoverweging
Voor zover verdachte ter terechtzitting van het hof heeft betoogd dat bij haar zoon
[zoon] sprake was van uitval en niet van verzuim, is hiervan niet gebleken. [zoon] heeft op 3 maart 2009 tegenover de leerplichtambtenaar verklaard dat hij er zich van bewust is dat hij naar school moet gaan. Hij is echter van mening dat andere zaken meer prioriteit hebben, zoals computeren, het luisteren naar muziek en de omgang met vrienden. Hieruit volgt genoegzaam dat het voor [zoon] mogelijk was om naar school te gaan, zodat sprake is van verzuim. Het hof verwerpt aldus het verweer van verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zij in de periode van 22 september 2008 tot en met 3 maart 2009 te [plaats], terwijl zij als degene die het gezag uitoefende over de jongere [zoon], niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een instelling, te weten het [school], was ingeschreven, die instelling na inschrijving geregeld bezocht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
overtreding van het bepaalde bij artikel 2, eerste lid, Leerplichtwet 1969.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Motivering toepassing artikel 9a Wetboek van Strafrecht
Bij de keuze van de in deze zaak passende strafrechtelijke afdoening heeft het hof gelet op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als ouder niet voldaan aan haar verplichting om ervoor zorg te dragen dat haar minderjarige zoon [zoon] geregeld zijn school bezocht.
Blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 november 2010 is verdachte niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen door verdachte ter terechtzitting omtrent haar persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht.
Het is het hof gebleken dat er aan het schoolverzuim van de zoon van verdachte een lange voorgeschiedenis is voorafgegaan. Verschillende instanties hebben zich gebogen over de schoolloopbaan van [zoon]. Verdachte en haar man, tevens vader van [zoon], stuitten bij deze instanties vaak op onbegrip. Als ouders hadden zij het gevoel niet serieus te zijn genomen. Dit is mede de oorzaak geweest waardoor verdachte heeft besloten geen schoolbijeenkomsten meer bij te wonen. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat verdachte het heel erg lastig vond om haar zoon te blijven motiveren om naar school te gaan. Zij trok zich het probleem van schoolverzuim zeer zeker aan. Daarnaast heeft destijds de weigerachtige houding van [zoon] er mede voor gezorgd dat verdachte aan een strafrechtelijke vervolging werd blootgesteld.
Hoewel verdachte het belang van de schoolbijeenkomsten na verloop van tijd heeft veronachtzaamd, is het hof van oordeel dat verdachte veel inspanning heeft geleverd om [zoon] aan te sporen zijn school regelmatig te bezoeken.
Tot slot is van belang te constateren dat de zoon van verdachte thans wel (weer) geregeld onderwijs volgt, waaruit het hof afleidt dat verdachte kennelijk nadien in staat is geweest haar zoon daartoe te motiveren.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve zal het hof aan verdachte geen straf of maatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.