Parketnummer: 24-000571-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-700602-09
Arrest van 1 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 10 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 18 januari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie en dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van
€ 340,15, subsidiair 6 dagen jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip op of omstreeks 3 oktober 2009, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning aan/nabij de [adres], (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een hoeveelheid kleding en/of een fotocamera en/of een kentekenbewijs en/of verzekeringspapieren en/of andere bescheiden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), waarbij verdachte en/of die mededader(s) zich (telkens) de toegang tot die plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of voormeld(e) goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat bij verdachte het vereiste oogmerk voor diefstal heeft ontbroken.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte is tweemaal verhoord door de politie. Tijdens zijn verhoor op 3 oktober 2009 -circa zes uur na zijn aanhouding- verklaart verdachte dat hij die nacht samen met medeverdachte [medeverdachte] op stap is geweest. Samen met [medeverdachte] is verdachte in een dronken bui -met een sleutel die [medeverdachte] bij zich droeg- de woning aan de [adres] te [woonplaats] binnengegaan. Verdachte verklaart voorts dat hij -op advies van [medeverdachte]- in de hal van de woning is blijven wachten.
Verdachte verklaart tijdens het tweede verhoor op 4 oktober 2009 dat hij op de uitkijk stond en dat zijn medeverdachte de goederen wegnam. Wel hebben zij samen de goederen mee naar buiten genomen en in de bosjes nabij de woning achtergelaten. Verdachte en [medeverdachte] zijn daarna wederom de woning binnengegaan en zijn kort daarna aangehouden door de politie. Voornoemde verklaringen van verdachte worden ondersteund door de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte] bij de politie heeft afgelegd. Voorts heeft de politie na onderzoek in de nabije omgeving van de woning aan de [adres] onder meer een kentekenbewijs en een blikken trommel, toebehorend aan mevrouw [benadeelde], aangetroffen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte zich bewust was van het feit dat hij zich in een woning bevond, alwaar hij onbevoegd is binnengegaan. Voorts heeft verdachte uit de woning weggenomen goederen verborgen. Hieruit volgt dat de wil van verdachte, en daarmee het oogmerk, gericht was op de wederrechtelijk toe-eigening van de hierna te noemen goederen. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Voorts heeft de raadsman genoemd dat er sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Nu de raadsman dit standpunt op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zal het hof dit verweer passeren.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
verdachte op 3 oktober 2009, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander uit een woning aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een hoeveelheid kleding en een kentekenbewijs en verzekeringspapieren en andere bescheiden, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en die mededader zich de toegang tot die plaats des misdrijfs hebben verschaft en voormelde goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid
De raadsman heeft genoemd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Nu de raadsman zijn standpunt op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zal het hof dit verweer passeren.
Ook overigens worden geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht. Het hof acht verdachte strafbaar.
Strafmotivering en motivering toepassing artikel 9a Wetboek van Strafrecht
Bij de keuze van de in deze zaak passende strafrechtelijke afdoening heeft het hof gelet op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. Hoewel de financiële schade beperkt is gebleven, heeft het handelen van verdachte en zijn mededader bij de benadeelde, mevrouw [benadeelde], gevoelens van angst veroorzaakt. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat mevrouw [benadeelde] alleen thuis was en dat haar huisrecht en privacy zijn geschonden.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat verdachte blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 november 2010 niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Tevens heeft het hof gelet op hetgeen ter terechtzitting door en namens verdachte omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht.
Het is het hof gebleken dat verdachte het betreurt dat hij onder de invloed van drank tot het plegen van een strafbaar feit is overgegaan. Verdachte heeft verklaard thans nagenoeg geen alcohol meer te nuttigen. Verdachte heeft aangegeven dat hij hiermee wil voorkomen dat hij wederom in een soortgelijke situatie belandt. Tevens heeft verdachte zijn berouw getoond door aan mevrouw [benadeelde] een brief en bloemen te sturen.
Na een nacht in een politiecel te hebben doorgebracht, heeft verdachte ook thuis de gevolgen van zijn handelen moeten ondervinden. Verdachte heeft drie maanden huisarrest moeten ondergaan, waarbij hij 's avonds en in de weekenden thuis moest blijven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het huisarrest als een zwaardere sanctie aanmerkt dan de door de kinderrechter te Assen opgelegde werkstraf van 30 uren.
Thans volgt verdachte een opleiding bij het vaktechnisch opleidingscentrum Fokker. Verdachte vreest dat door een vermelding in het Justitieel documentatieregister zijn toekomst- en beroepsmogelijkheden in de luchtvaartwereld in grote mate beperkt worden. Tevens is er een reële kans aanwezig dat zijn huidige opleiding beëindigd zal worden.
In aanmerking genomen dat verdachte geloofwaardig berouw heeft getoond, verdachte van zijn vader een forse straf heeft gekregen, verdachte serieus met zijn toekomst bezig is en er voorts geen reden is om te vooronderstellen dat verdachte in de toekomst een strafbaar feit zal begaan, ziet het hof aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Oplegging van een sanctie zou - zowel waar het gaat om vergelding als om de ontwikkeling en opvoeding van verdachte - niet iets wezenlijks toevoegen aan de reeds ondergane bestraffing in de vorm van het huisarrest en kan de toekomstmogelijkheden van verdachte beperken. Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding geen straf of maatregel meer aan verdachte op te leggen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg voor een deel is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof acht de navolgende kosten toewijsbaar:
- kinderjack € 35,00;
- damesjack € 49,95;
- reiskosten van in totaal € 5,18.
Van deze kosten is aannemelijk geworden dat zij in directe relatie staan tot de gekwalificeerde diefstal.
Het hof wijst het overige deel van de verzochte materiële schadevergoeding af, nu deze vordering ziet op (een deel) van de goederen die aan de benadeelde partij zijn geretourneerd dan wel niet in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde.
Wat betreft de verzochte immateriële schadevergoeding merkt het hof op dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte beoogd heeft de benadeelde partij te raken in haar persoonlijke levenssfeer en/of woongenot.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof acht het in het belang van de benadeelde partij dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van negentig euro en dertien cent, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van negentig euro en dertien cent ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.