ECLI:NL:GHLEE:2011:BP2693

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001103-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een leerplichtambtenaar en sportmasseur wegens ontucht met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, een leerplichtambtenaar en sportmasseur, is veroordeeld voor ontucht met minderjarige jongens. De feiten vonden plaats tussen 2001 en 2007, waarbij de verdachte zich schuldig maakte aan meerdere ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, die op dat moment respectievelijk 12 en 19 jaar oud waren. De verdachte heeft de ontucht gepleegd in zijn hoedanigheid als sportmasseur bij een lokale voetbalclub en als leerplichtambtenaar. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen om recidive te voorkomen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 1.008,10 voor de tweede benadeelde partij en € 2.000,00 voor de eerste benadeelde partij. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte heeft erkend dat hij een brede seksuele marge heeft, maar het hof heeft geconcludeerd dat hij zijn vertrouwenspositie ernstig heeft misbruikt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge straf in het licht van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001103-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670402-08
Arrest van 28 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 16 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en tot maatregelen en heeft voorts op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden. De advocaat-generaal heeft bij zijn vordering rekening gehouden met drie ad-informandum gevoegde feiten die door de verdachte zijn erkend. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof op de vorderingen van de benadeelde partijen zal beslissen overeenkomstig de beslissing van de eerste rechter.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - nadat de eerste rechter ter zitting van 2 april 2009 een vordering tot wijziging van de tenlastelegging heeft toegestaan - ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot 10 november 2005, te [plaats], meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde 1] (geboren [1989]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], hebbende verdachte zijn vinger, althans een deel van zijn vinger, in de anus van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht en/of heeft hij die [benadeelde 1] aan diens penis gewreven en/of heeft hij diens penis in de mond genomen en/of daaraan gezogen en/of heeft hij die [benadeelde 1] aan diens penis afgetrokken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot 10 november 2005, te [plaats], meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde 1] (geboren [1989]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het duwen en/of brengen van zijn vinger, althans een deel van zijn vinger, in de anus van die [benadeelde 1] en/of heeft hij die [benadeelde 1] aan diens penis gewreven en/of heeft hij diens penis in de mond genomen en/of daaraan gezogen en/of heeft hij die [benadeelde 1] aan diens penis afgetrokken;
feit 2:
hij, als ambtenaar, in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot 01 augustus 2007, te [plaats], ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd, [benadeelde 2], geboren op [1987], welke aan zijn gezag was onderworpen of aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd of aanbevolen, immers heeft hij, verdachte, als leerplichtambtenaar, die [benadeelde 2] bezocht en daarbij ontuchtige handeling(en) verricht, bestaande uit het onverhoeds, en zonder dat die [benadeelde 2] zulks kon verhinderen, strelen over diens blote borst en/of het onverhoeds, en zonder dat die [benadeelde 2] zulks kon verhinderen, wrijven over de penis en/of het kruis van die [benadeelde 2];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot 01 augustus 2007, te [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 2] (geboren [1987]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het onverhoeds, en zonder dat die [benadeelde 2] zulks kon verhinderen, strelen over diens blote borst en/of het onverhoeds, en zonder dat die [benadeelde 2] zulks kon verhinderen, wrijven over de penis en/of het kruis van die [benadeelde 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat genoemde handelingen onverhoeds en zonder dat die [benadeelde 2] zulks kon verhinderen, plaatsvonden en nadat verdachte zich als leerplichtambtenaar de toegang tot de slaapkamer van die [benadeelde 2] had verschaft en had plaatsgenomen op het bed naast die [benadeelde 2].
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 1 primair:
hij in de periode van 10 november 2001 tot 10 november 2005, te [plaats], met [benadeelde 1] (geboren [1989]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], hebbende verdachte een deel van zijn vinger in de anus van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht en hebbende hij die [benadeelde 1] aan diens penis gewreven en heeft hij diens penis in de mond genomen en daaraan gezogen en heeft hij die [benadeelde 1] aan diens penis afgetrokken;
feit 2 primair:
hij, als ambtenaar, in de periode van 1 september 2006 tot 1 augustus 2007, te [plaats], ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd, [benadeelde 2], geboren op [1987], welke aan zijn gezag was onderworpen of aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd of aanbevolen, immers heeft hij, verdachte, als leerplichtambtenaar, die [benadeelde 2] bezocht en daarbij ontuchtige handelingen verricht, bestaande uit het strelen over diens blote borst en het wrijven over het kruis van die [benadeelde 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. primair:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
2. primair:
als ambtenaar ontucht plegen met een persoon die aan zijn gezag is onderworpen of aan zijn waakzaamheid is toevertrouwd of aanbevolen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte erkent dat bij hem sprake is van, zoals psycholoog W.J. Pool in zijn rapport d.d. 16 december 2008 omschrijft, een brede seksuele marge, met onder meer biseksuele en pedoseksuele geaardheid. Verdachte is desondanks als sportmasseur gaan werken bij de plaatselijke voetbalvereniging. Het valt daarbij op dat hij zich met name ging bezighouden met het masseren van de spelers van de jonge elftallen. Verdachte heeft daarna, uiteraard zelf op de hoogte zijnde van zijn eigen geaardheid, de functie van leerplichtambtenaar aanvaard. Ook hierdoor kwam hij weer regelmatig in contact met jonge jongens. Op deze manier heeft verdachte gedurende een lange periode voor zichzelf de situatie doen ontstaan en laten voortbestaan, waarin niet alleen een regelmatig contact met jonge jongens was gewaarborgd, maar waarbij dat contact veelal kon plaatsvinden in situaties en op plaatsen waar juist betrouwbaarheid en veiligheid van hem moest kunnen worden verlangd en mocht worden verwacht. Zowel door de pupillen zelf, als door de ouders die hun kind aan de verdachte hadden toevertrouwd. Het masseren gebeurde immers telkens in een aparte ruimte, waarbij de te masseren persoon geheel, danwel nagenoeg ontkleed was. Bij het onder 2 primair bewezenverklaarde feit heeft verdachte zich in zijn hoedanigheid van leerplichtambtenaar begeven in de slaapkamer van één van 'zijn' pupillen die daar toen nog lag te slapen.
Vast staat dat verdachte in de bewezenverklaarde gevallen en in de als ad informandum gevoegde gevallen het in hem gestelde vertrouwen, ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, ernstig heeft beschaamd. Eveneens staat vast, als feit van algemene bekendheid maar ook op grond van de zijdens [benadeelde 2] en [benadeelde 1] overgelegde verklaringen, dat bij dergelijke gedragingen, waarbij grove inbreuk wordt gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van jeugdigen, een ongestoorde (psycho-seksuele) ontwikkeling voor de slachtoffers wordt bedreigd. Ook ondervinden de slachtoffers niet zelden jaren later nog negatieve gevolgen van deze delicten.
Naast het voorgaande baart de houding van verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten en zijn eigen gedrag het hof zorgen. Verdachte erkent weliswaar zijn eigen gedragingen grotendeels, maar hij maakt daarbij voortdurend 'kanttekeningen' ten aanzien van het gedrag van de slachtoffers waarmee hij een deel van de schuld van zich af lijkt te willen wentelen. Verder heeft verdachte bij het hof niet de indruk gewekt dat hij wezenlijk beseft en inziet hoe ontoelaatbaar en kwalijk zijn gedrag is geweest. Verdachte lijkt daarbij voortdurend in zekere mate berekenend tewerk te gaan. Dit komt onder meer tot uiting bij de erkenning van een van de ad informandum gevoegde feiten. Verdachte geeft met zoveel woorden aan dat hij het feit weliswaar niet echt erkent, maar dat hij het toch maar toegeeft om een eventuele aparte vervolging voor dat feit te voorkomen. Mede in verdachtes houding ten aanzien van het bewezenverklaarde vindt het hof aanleiding om verdachte te verplichten zich te onderwerpen aan begeleiding door de reclassering, ook indien dit behandeling inhoudt.
Het hof heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met het volgende:
Uit de stukken in het dossier en de verklaringen van slachtoffers van verdachte blijkt niet van toepassing van enige vorm van dwang of geweld. Evenmin is gebleken dat verdachte zijn eigen mannelijkheid heeft opgedrongen aan zijn slachtoffers. Voorts is onder 1 primair weliswaar bewezenverklaard dat verdachte het lichaam van zijn slachtoffer seksueel is binnengedrongen, maar daarbij is niet sprake geweest van een onverhoedse penetratie. Tot slot neemt het hof in aanmerking dat de ontuchtige handelingen, behoudens feit 1, relatief vluchtig van aard en kortstondig van duur waren.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 november 2010 blijkt dat verdachte niet eerder wegens enig strafbaar feit werd veroordeeld.
Het hof houdt voorts rekening met de gezondheidstoestand van verdachte, voor zover daarvan blijkt uit hetgeen daarover ter terechtzitting is aangevoerd en uit de stukken die in dat verband zijn overgelegd. Niettemin valt aan de oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van reële duur niet te ontkomen. Bestraffing met een lichtere strafmodaliteit/-maat is met name onverenigbaar met het schandelijke misbruik dat de verdachte van zijn vertrouwensfunctie als leerplichtambtenaar en sportmasseur heeft gemaakt.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 84,00 en immateriële schade tot een bedrag van € 4.500,00.
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat hij de vordering tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,00 erkent. Voor het overige heeft hij de vordering onderbouwd betwist.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 2.000,00 toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof is van oordeel, dat de behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof bepaalt, gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, en dat haar vordering in eerste aanleg is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 8,10 en immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00.
Van de zijde van verdachte is slechts aangevoerd dat het hier om een meerderjarige persoon gaat, dat uit de stukken niet duidelijk naar voren komt wat de gevolgen van het handelen van verdachte voor de benadeelde partij zijn geweest en dat een verklaring van de psycholoog ontbreekt. Aldus is de vordering niet voldoende weersproken. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot het bedrag van € 1.008,10, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het onder 2 primair bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twaalf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat veroordeelde een behandeling dient te ondergaan;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door [benadeelde 1] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend acht euro en tien cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door [benadeelde 2] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend acht euro en tien cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. F.W.J. den Ottolander, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.W.J. den Ottolander buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.