ECLI:NL:GHLEE:2011:BP2270

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001431-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling van gestolen goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1946 en thans verblijvende in een Huis van Bewaring, was eerder veroordeeld voor een misdrijf en heeft in deze zaak hoger beroep aangetekend tegen zijn veroordeling voor schuldheling. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf, zoals in het vonnis was omschreven. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de verdachte zou vrijspreken van het primair ten laste gelegde en hem zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand voor het subsidiair ten laste gelegde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 een boot met buitenboordmotor en een trailer heeft verworven, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. De verdachte had de boot en trailer gekocht van een bekende die vanuit detentie contact met hem had opgenomen. De goederen werden geleverd door twee onbekende jongens bij een tankstation, en de verdachte ontving geen aankoopbewijs of andere documentatie. Het hof oordeelde dat de verdachte verwijtbaar tekort was geschoten in de zorgvuldigheid die verwacht mag worden bij de aankoop van dergelijke goederen.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan schuldheling en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. De strafmotivering hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde bewezen en strafbaar.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001431-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-605629-09
Arrest van 27 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 4 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1946] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit andere hoofde verblijvende in Huis van Bewaring De Kruisberg te Doetinchem,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het primair ten laste gelegde zal vrijspreken en ter zake het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 te [plaats], gemeente [plaatsgemeente], in elk geval in Nederland, een boot met (buitenboord)motor en/of een trailer/aanhangwagen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 te [plaats], gemeente [plaatsgemeente], in elk geval in Nederland, een boot met (buitenboord)motor en/of een trailer/aanhangwagen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Partiële vrijspraak
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs voor de primair ten laste gelegde opzetheling ontbreekt, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Overwegingen omtrent het bewijs ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Aan verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een boot met (buiten)boordmotor en een trailer/aanhangwagen.
Verdachte en zijn raadsman hebben betoogd dat verdachte hiervan vrijsproken dient te worden en hebben hiertoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de boot met buitenboordmotor en de trailer van misdrijf afkomstig waren.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Aan verdachte, handelaar van beroep, wordt begin juni 2009 door de hem bekende [naam] telefonisch vanuit de gevangenis een boot (Zodiac) met buitenboordmotor en trailer te koop aangeboden. Verdachte kent [naam] uit de periode dat zij beiden gedetineerd waren in de P.I. in Veenhuizen.
Verdachte gaat in op het aanbod van [naam]. [naam] heeft verdachte meegedeeld dat twee jongens de goederen zullen leveren.
In de periode van 7 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 worden de goederen aan verdachte door twee - hem onbekende - jongens bij een tankstation in Rotterdam geleverd. Verdachte verklaart dat hij aan deze twee jongens contant een bedrag van € 2.700,00 betaald heeft. Verdachte ontvangt geen aankoopnota/factuur, garantiebewijs of enige andere formulieren/bescheiden noch de sleutels behorende bij de buitenboordmotor.
Gelet op de omstandigheden dat [naam] de goederen vanuit detentie heeft aangeboden, de feitelijke overdracht van de goederen niet bij een particulier of leverancier plaatsvond maar bij een tankstation, verdachte onbekend was met de identiteit van de twee jongens die de goederen leverden en geen gegevens van deze jongens genoteerd heeft teneinde hen te kunnen traceren, geen aankoopfactuur/bewijs, garantiebewijs of enige andere bescheiden ontvangen heeft en geen beschikking kreeg over de bij de buitenmotor behorende sleutels, in onderling verband en samenhang bezien, is verdachte naar het oordeel van het hof verwijtbaar tekort geschoten in de zorgvuldigheid die mag worden gevergd wanneer goederen te koop worden aangeboden. Verdachte heeft daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en had de goederen niet zonder nader onderzoek naar de herkomst ervan mogen verwerven en voorhanden hebben. Het hof is van oordeel dat het boven redelijke twijfel verheven is dat verdachte onder de geschetste omstandigheden had moeten vermoeden dat de boot met buitenboordmotor en trailer van diefstal afkomstig waren. Van iemand die zelf zegt in de handel te zitten en eerder ter zake vormen van heling onherroepelijk is veroordeeld, mag naar het oordeel van het hof een grotere mate van zorgvuldigheid worden verwacht. Dat geldt in dit geval temeer, nu verdachte heeft verklaard dat een boot voor hem a-typische handel betreft.
Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij voor het geheel een redelijke prijs heeft betaald, stelt het hof vast dat alleen verdachte over een prijs van € 2.700,- heeft verklaard. Deze prijs kon in het onderzoek niet worden geverifieerd en staat daarmee niet vast. Dit standpunt van verdachte maakt het oordeel van het hof dan ook niet anders.
Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 in Nederland een boot met buitenboordmotor en een trailer voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder het subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair
schuldheling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling door een boot met buitenboordmotor en een trailer voorhanden te hebben, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren.
Verdachte heeft door zijn onzorgvuldige wijze van handelen bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof houdt bij de strafoplegging - ten nadele van verdachte - rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2010, waaruit blijkt dat hij eerder veelvuldig is veroordeeld en ook ter zake een soortgelijk strafbaar feit is bestraft.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straf en in eerste aanleg opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van een maand, passend en geboden. Voor oplegging van een andere, lichtere strafmodaliteit zoals door de raadsman is verzocht, ziet het hof - gelet op de ernst van de feiten - geen ruimte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld onder primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder het subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder het subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.