ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1971
Gerechtshof Leeuwarden
Veroordeling wegens het opzettelijk niet doen van aangifte voor de Inkomstenbelasting Premie Volksverzekeringen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in Nederland, was aangeklaagd voor het opzettelijk niet doen van een aangifte voor de Inkomstenbelasting Premie Volksverzekeringen over het jaar 2005. Dit feit vond plaats in de periode van 1 april 2006 tot en met 19 juli 2008, waarbij de fiscus benadeeld werd doordat er te weinig belasting werd geheven. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en kwalificeerde dit als een misdrijf. De verdachte werd strafbaar geacht, en er werden geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht.
Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder te maken gehad met strafbare feiten, maar had ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid genomen en verzocht om een werkstraf, gezien zijn beperkte financiële draagkracht. Het hof oordeelde dat de oplegging van een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, een passende sanctie was. De uitspraak werd gedaan met het oog op het voorkomen van herhaling van soortgelijke strafbare feiten.