ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1856
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- P.J.M. van den Bergh
- H.J. Deuring
- J.A.A.M. van Veen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling van een minderjarige verdachte voor poging tot zware mishandeling in jeugdinrichting
In deze zaak gaat het om een minderjarige verdachte die in een jeugdinrichting verbleef en op 17 mei 2009 een groepsgenoot heeft aangevallen. De verdachte heeft geprobeerd deze groepsgenoot zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes te steken en een pot chocoladepasta naar diens hoofd te gooien. De kinderrechter in de rechtbank Assen sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar veroordeelde hem voor het subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft hiertegen hoger beroep aangetekend.
Het gerechtshof Leeuwarden heeft het beroep van de verdachte behandeld en het vonnis van de kinderrechter vernietigd. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte wel degelijk gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en verwierp het beroep op psychische overmacht. Het hof overwoog dat de verdachte, ondanks de moeilijke omstandigheden waarin hij zich bevond, niet zodanig onder druk stond dat van hem niet verlangd kon worden dat hij anders handelde. De verdachte had zich kunnen wenden tot de groepsleiding voor ondersteuning.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, onder verwijzing naar artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit plaatsvond, de leeftijd van de verdachte en het feit dat het om een eenmalig incident ging dat door de verdachte ten zeerste werd betreurd. Het hof concludeerde dat een straf niet wezenlijk zou bijdragen aan de ontwikkeling van de verdachte.