Parketnummer: 24-002785-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-618028-08
Arrest van 21 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 31 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. M.P.J. Appelman, advocaat te Purmerend.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van de maanden november 2006, januari 2007 en maart 2007 met betrekking tot de ten laste gelegde periode van 20 juni 2006 tot en met 31 augustus 2007 en dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, ook indien dit inhoud dat verdachte een COVA-training moet volgen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte in of omstreeks de periode van 21 maart 2001 tot en met 28 juni 2004 en/of in of omstreeks de periode van 20 juni 2006 tot en met 31 augustus 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 65 van) de Algemene bijstandswet en/of (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet en/of de
Wet werk en inkomen, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) - zakelijk weergegeven - opzettelijk voor (de Dienst Sociale Zaken van) de gemeente [gemeente] verzwegen dat zij, verdachte, in voornoemde periode(n) werkzaamheden heeft verricht en/of uit die werkzaamheden inkomsten heeft gehad.
Het hof beschouwt de Wet werk en inkomen als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als de Wet werk en bijstand. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
verdachte in de periode van 21 maart 2001 tot en met 28 juni 2004 en in de periode van 20 juni 2006 tot en met 31 augustus 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet en/of artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte telkens - zakelijk weergegeven - opzettelijk voor de Dienst Sociale Zaken van de gemeente [gemeente] verzwegen dat zij, verdachte, in voornoemde perioden werkzaamheden heeft verricht en/of uit die werkzaamheden inkomsten heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de perioden van 21 maart 2001 tot en met 28 juni 2004 en van 20 juni 2006 tot en met 31 augustus 2007 opzettelijk nagelaten gegevens te verstrekken die van belang waren voor het vaststellen van haar recht op een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand. In genoemde perioden heeft verdachte gewerkt en heeft zij uit die werkzaamheden inkomsten genoten. Door deze relevante gegevens aan de Dienst Sociale Zaken (hierna: de Dienst) te onthouden heeft verdachte de Dienst de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in feiten en omstandigheden die van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die uitkering. Verdachte heeft hiervan geprofiteerd.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof houdt voorts rekening met een omtrent verdachte opgemaakt reclasseringsrapport d.d. 6 januari 2011. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een aantal problemen op diverse gebieden. Zo zijn er financiële problemen en is er sprake van een ongecontroleerd gebruik van softdrugs. Voor dit laatste is verdachte in contact met Brijder Verslavingszorg. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen, omdat toezicht en hulp de meest effectieve interventie in de situatie van verdachte is.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor na te noemen duur passend en geboden. Gelet op met name het voornoemde reclasseringsrapport zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Daarnaast zal het hof gelet op de ernst van het feit een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis opleggen. De duur van de werkstraf is korter dan door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof is van oordeel dat de huidige omstandigheden van verdachte, zoals die blijken uit voornoemd reclasseringsrapport, en het gegeven dat verdachte in het kader van de bestuursrechtelijke afdoening aan de gemeente terug betaalt, aanleiding geven om de eis enigszins te matigen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van K.J. Reinke als griffier.