Parketnummer: 24-001490-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-830028-10
Arrest van 20 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 1 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Hierbij dient reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde te worden gesteld, ook indien dit een behandeling bij de AFPN inhoudt. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen voor zover deze betrekking heeft op het hek en de bloempot (ad. € 169,-) en daarbij ook de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof kan zich verenigen met het vonnis van de eerste rechter - met inbegrip van de gronden waarop dit berust - zodat het vonnis voor bevestiging in aanmerking komt, een en ander met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis met betrekking tot de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Strafmotivering
Bewezen verklaard is dat verdachte zich op respectievelijk 14 februari 2010 en 15 februari 2010 schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een voordeur, tuinhek en bloempot, en aan bedreiging van [slachtoffer] met enig misdrijf tegen het leven gericht. Onder 3 primair en 4 is respectievelijk bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van aangever [benadeelde 2], en aan wederspannigheid met enig letsel tot gevolg. Met name het onder 3 primair bewezen verklaarde feit wordt verdachte door het hof zwaar aangerekend. Verdachte heeft gepoogd aangever [benadeelde 2], die niets anders dan zijn werk als politieambtenaar uitoefende en die - gezien de rol die hij in de samenleving vervult - respect verdient, van het leven te beroven door diens keel dicht te knijpen. Dergelijk gedrag is niet te tolereren en rechtvaardigt naar het oordeel van het hof op zichzelf oplegging van een forse gevangenisstraf.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 november 2010, in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van onder meer geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) delicten te begaan.
Tegenover het vorenoverwogene staat dat het hof op basis van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen, de indruk heeft gekregen dat verdachte tot enig zelfinzicht is gekomen, in die zin dat hij inziet dat hij een agressieprobleem heeft en hiervoor hulp nodig heeft. Verdachte heeft uit eigen beweging contact opgenomen met de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN), om zich voor deze problematiek te laten behandelen. In dit kader is inmiddels een behandelplan opgesteld. Dat verdachte een omslagpunt in zijn leven bereikt lijkt te hebben en bezig is zijn leven goed op orde te brengen, blijkt voorts uit de omstandigheid dat verdachte na een ondergane gevangenisstraf voor eigen woonruimte heeft gezorgd en op zoek is naar een baan. Verdachte heeft naar eigen zeggen op korte termijn een sollicitatiegesprek met een lasbedrijf in [plaats].
Gezien deze positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf in het onderhavige geval niet passend. Anderzijds doet de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf is noodzakelijk en doet recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Om verdachte evenwel de mogelijkheid te bieden de door hem ingeslagen weg voort te zetten, zal het hof een aanmerkelijk deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, met een proeftijd van 2 jaar. Deze straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof stelt hierbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering stelt, hetgeen mede een behandeling bij de AFPN kan inhouden.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering niet-ontvankelijk is verklaard, en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep heeft gevoegd.
Blijkens het voegingsformulier vordert de benadeelde partij [benadeelde 1] vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 849,-. Uit een door Slachtofferhulp overgelegde brief d.d. 17 mei 2010 blijkt dat de verzekering inmiddels een bedrag van € 300,- heeft uitgekeerd.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij de restschade van het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd. Het hof zal de vordering dan ook afwijzen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij [benadeelde 1], als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en zal het hof niet op die vordering beslissen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 63, 180, 181, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, uitsluitend voor wat betreft de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twaalf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien dat zou inhouden dat verdachte een behandeling volgt bij de AFPN;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
bevestigt het vonnis, waarvan beroep, voor al het overige.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. P. Koolschijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.