ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1538

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002699-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed met bijkomende straf en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van rijden onder invloed van alcohol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2008 als bestuurder van een motorrijtuig heeft gereden met een alcoholgehalte van 600 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een werkstraf. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een werkstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 10 maanden geëist, met toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerdere ontzegging.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het ontvangen van reclasseringshulp en het stoppen met alcoholgebruik, zijn meegewogen in de beslissing.

De uitspraak van het hof houdt in dat de verdachte niet alleen strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden, maar ook dat er ruimte is voor rehabilitatie en het verbeteren van zijn levensomstandigheden. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid is toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de tijd dat het rijbewijs van de verdachte is ingehouden in mindering gebracht op de ontzegging.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002699-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-621394-08
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 19-605841-06
Arrest van 20 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 23 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Kasem, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 maanden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (een motorrijtuig), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 oktober 2008 te [plaats], als bestuurder van een voertuig (een motorrijtuig) dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 oktober 2008 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, door een personenauto te besturen terwijl hij aanmerkelijk meer alcohol had genuttigd dan is toegestaan. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeers-deelnemer veronachtzaamd.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen.
Hoewel de verdediging ter terechtzitting van het hof diverse bezwaren tegen de door de politierechter opgelegde rijontzegging heeft geuit - verdachte zou onder meer zijn werk als hondenfokker niet goed kunnen uitoefenen zonder rijbewijs -, is het hof van oordeel dat het belang van bescherming van de verkeersveiligheid in dit geval zwaarder dient te wegen dan de persoonlijke belangen van verdachte. Voornoemde documentatie daarbij in aanmerking genomen, acht het hof in beginsel een forse ontzegging van de rijbevoegdheid passend en noodzakelijk.
Ter terechtzitting van het hof is evenwel een aantal positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte aan de orde gekomen, waarin het hof - anders dan de advocaat-generaal- aanleiding ziet om van de ontzegging zoals de politierechter die heeft opgelegd, af te wijken. Zo is gebleken dat verdachte momenteel reclasseringshulp ontvangt en is aannemelijk geworden dat hij sinds enige tijd gestopt is met het nuttigen van alcoholhoudende drank. Bovendien beschikt verdachte thans over een zinvolle dagbesteding en stabiele thuissituatie. Voornoemde positieve ontwikkelingen vinden bevestiging in een van de reclassering afkomstige brief d.d. 24 december 2010. Verdachte lijkt derhalve een omslagpunt te hebben bereikt en een nieuwe - positieve - weg te hebben ingeslagen.
Om verdachte de kans te geven deze koers voort te zetten en daarnaast evenzeer recht te doen aan de ernst van het feit, zal het hof, naast een werkstraf van na te melden duur, verdachte de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden ontzeggen, waarvan 6 maanden in voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van 2 jaar. De tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds ingehouden is geweest, wordt hierop in mindering gebracht. Het voorwaardelijke deel van de ontzegging dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) feit.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 16 oktober 2006 (parketnummer 19-605841-06) is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 31 oktober 2006, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 7 januari 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid te gelasten. Het hof wijst de vordering van de advocaat-generaal derhalve toe.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikel 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden ;
beveelt, dat van de bijkomende straf een gedeelte van zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter in de rechterbank Assen van 16 oktober 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. P. Koolschijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.