ECLI:NL:GHLEE:2011:BP0705

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.673
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de zorg en opvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De moeder van [kind] heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 19 mei 2010 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] was verlengd. De moeder verzocht de rechtbank om deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat [kind] sinds 31 oktober 2007 bij pleegouders woont en dat de moeder het gezag over haar heeft. Het hof heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en benadrukt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind]. Zij heeft te maken met lichamelijke klachten en psychische problemen, waaronder PTSS, ADHD en ODD, die voortkomen uit haar verleden in Tsjetsjenië en de traumatische ervaringen die zij in Nederland heeft meegemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om aan de specifieke opvoedingsbehoeften van [kind] te voldoen, wat pleit tegen een terugplaatsing bij de moeder. De moeder heeft geprobeerd de zorgen van de pleegouders te bagatelliseren, maar het hof oordeelt dat het in het belang van [kind] is dat zij bij haar pleegouders blijft. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [kind] voorop staat. De moeder is aangemoedigd om zich in te zetten voor begeleide gesprekken met [kind] om hun relatie te verbeteren.

Uitspraak

Beschikking d.d. 11 januari 2011
Zaaknummer 200.071.673
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[Naam ],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat (gewezen procureur) mr. J.V. van Ophem,
voorheen behandelend advocaat mr. S.S. Ilahi,
huidig behandelend advocaat mr. K.B. Spoelstra,
tegen
Bureau Jeugdzorg Groningen,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg.
Belanghebbenden:
1. [Naam familie],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders,
2. De raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Groningen,
hierna te noemen: de raad.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 19 mei 2010 heeft de kinderrechter in de rechtbank Groningen - voor zover hier van belang en verbeterd bij beschikking van 13 augustus 2010 - de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind] (hierna: [kind]), geboren op [1993] te [plaats] (Tsjetsjenië), in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 20 mei 2010 verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 16 februari 2011.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 10 augustus 2010, heeft de moeder verzocht de beschikking van 19 mei 2010 te vernietigen voor zover het de verlenging van de uithuisplaatsing van [kind] betreft en opnieuw beslissende het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 27 september 2010, heeft Bureau Jeugdzorg het verzoek bestreden en verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 25 augustus 2010 van de raad, inhoudende dat de raad geen relevante stukken heeft, een brief met bijlagen van 2 september 2010 en een brief met bijlage van 22 november 2010 van de moeder.
Op 23 november 2010 is de minderjarige [kind] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 30 november 2010 is de zaak behandeld. De moeder is verschenen, bijgestaan door mr. Spoelstra en A.C.M. Groot, tolk in de Russische taal, die de belofte heeft afgelegd. Daarnaast is verschenen mevrouw E. Afman namens Bureau Jeugdzorg en mevrouw I. Kabos (hierna: de pleegmoeder). De raad is weliswaar opgeroepen maar niet verschenen.
De beoordeling
1. Vaststaat dat de moeder het gezag over [kind] heeft. Haar vader is overleden. [kind] woont sinds 31 oktober 2007 bij de pleegouders.
2. De moeder heeft, zoals gezegd, afwijzing van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] bepleit.
3. Bureau Jeugdzorg acht voortzetting van de uithuisplaatsing op dit moment nog gerechtvaardigd.
4. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verlengd indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarige.
5. De keus om [kind] al dan niet uithuis geplaatst dient te blijven, is niet een keus die zij kan of mag maken, maar is een beslissing die het hof maakt.
6. Het hof onderschrijft de motivering van de rechtbank zoals weergegeven op pagina 4 van haar beschikking van 19 mei 2010. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Het hof wil daaraan toevoegen dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er ernstige zorgen zijn. [kind] heeft lichamelijke klachten. Zij heeft onder meer moeite met inslapen, heeft akelige dromen, plast soms bloed als gevolg van stress en heeft hoofdpijn.
[kind] heeft een specifieke opvoedingsbehoefte onder meer in verband met haar belaste verleden en haar - door Lentis in mei 2009 gediagnosticeerde - PTSS, waaraan de moeder niet kan beantwoorden. [kind] heeft namelijk veel meegemaakt in Tsjetsjenië en het gezin heeft moeten vluchten. Ook in Nederland heeft ze traumatische gebeurtenissen meegemaakt zoals de mishandelingen door haar broer en het zien verdrinken van een vriendin waarbij zij lange tijd heeft gedacht dat het haar schuld was omdat het haar idee was om te gaan zwemmen. Zij is voorts door Lentis gediagnosticeerd met aandachtstekort met hyperactiviteit (ADHD) en oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD) en haar score op angstig gedrag is hoog. Met het voorgaande stemmen dan ook niet overeen de stelling van de moeder dat [kind] geen stress heeft en haar standpunt dat de problemen door BJZ en/of de pleegouders veroorzaakt zijn.
7. [kind] worstelt nog steeds met haar loyaliteit richting haar moeder. Zij weet geen raad met de druk die de moeder op haar legt. De steeds wisselende reacties van de moeder maken haar van slag. Uit het forensisch psychologisch onderzoek van 16 april 2010 blijkt dat het probleembesef van de moeder ongenuanceerd is, op grond van rigide ('zwart-wit') overtuigingen - deze neiging wordt verhoogd door haar verhoogde prikkelbaarheid - en een daarmee samenhangende beperkte reflectie (zaken niet van meer kanten kunnen en/of willen bekijken). Dit gaat ten koste van haar inlevingsvermogen en responsiviteit. De moeder heeft onvoldoende oog voor de invloed van het verleden op [kind]. Zij kwam, dan wel komt bij haar moeder niet toe aan haar eigen ontwikkelingsbehoeften. Voornoemde omstandigheden pleiten tegen een thuisplaatsing, nog daargelaten de vraag of de moeder [kind] heeft mishandeld, hetgeen door de moeder uitdrukkelijk wordt bestreden. Dat de moeder in staat is [kind] te verzorgen, haar thuissituatie (mogelijk) is verbeterd en haar netwerk voldoende is, maakt dat oordeel niet anders. Weliswaar staat vast dat [kind] heel veel van haar moeder houdt, maar ook dat [kind] zich thuis voelt in het pleeggezin en zich daar goed ontwikkelt. Dat [kind] begin dit jaar enige weken een Time Out nodig had, was omdat zij zich tussen haar moeder en haar pleegouders in voelde staan en betekent niet dat de plaatsing bij de pleegouders in strijd met haar belang zou zijn. Na bezoeken aan de moeder of rond de zittingen heeft [kind] overigens nog steeds stressgerelateerde klachten of gedrag, zoals overgeven, slecht eten, zichzelf pijnigen en veel woedeaanvallen en huilbuien.
De ontwikkelingsbedreigingen van [kind] zijn dan ook nog niet opgeheven. De stelling van de moeder dat de pleegouders hun zorgen overdrijven omdat zij daar een geldelijk gewin bij hebben, is overigens niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van het hof is het aldus het meest in het belang van [kind] dat zij bij haar pleegouders blijft.
8. De moeder heeft nog aangevoerd dat het nog veel te vroeg voor [kind] is om zelfstandig te gaan wonen, maar BJZ heeft laten weten dat dat pas op langere termijn de bedoeling is. [kind] kan - ook na haar achttiende verjaardag - vanuit haar pleeggezin daar naar toe begeleid worden.
9. Ter verbetering van de relatie tussen de moeder en [kind] zijn op verzoek van [kind] gesprekken onder leiding van een psycholoog georganiseerd bij Lentis. Het hof betreurt dat de moeder die gesprekken na de tweede keer niet meer wilde. Het hof geeft de moeder in overweging om zich voor [kind] toch (weer) in te zetten voor begeleide gesprekken tussen hen beiden.
Slotsom
10. Gelet op het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gegeven door mrs. B.J.J. Melssen, voorzitter, M.P. den Hollander en E.F. Groot, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 januari 2011 in bijzijn van de griffier.