ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1076

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.072.214/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurschuld en bewijsvoering bij overname van schuld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Kledingzaak] B.V. tegen de uitspraak van de kantonrechter in Leeuwarden, waarin de vorderingen van [Kledingzaak] tegen de appellanten, [geïntimeerde 1] en [appellant 2], zijn afgewezen. De zaak betreft een huurschuld die door de appellanten zou zijn overgenomen van de vennootschap onder firma Reptielenplaza. De kantonrechter had geoordeeld dat [Kledingzaak] onvoldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de schuld en dat de appellanten niet in de gelegenheid waren gesteld om hun verweer te voeren, aangezien zij verstek hadden laten gaan. In hoger beroep heeft [Kledingzaak] de vordering gewijzigd en een bedrag van € 14.094,31 gevorderd, dat betrekking heeft op achterstallige huur. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten de schuld van Reptielenplaza slechts tot een bedrag van € 4.520,81 hebben overgenomen, en dat de betalingsachterstand van de appellanten op 1 juli 2010 € 14.094,31 bedraagt. Het hof heeft de grieven van [Kledingzaak] gedeeltelijk toegewezen en het vonnis van de kantonrechter vernietigd, met uitzondering van de proceskostenveroordeling. De appellanten zijn veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 december 2010
Zaaknummer 200.072.214/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Kledingzaak] B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [kledingzaak],
advocaat: mr. O.A. van Oorschot, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. [Naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1], en
2. [Naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 20 april 2010 door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 20 juli 2010 is door [kledingzaak] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [appellanten] tegen de zitting van 24 augustus 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"dat [kledingzaak] uw Gerechtshof verzoekt bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 20 april 2010 te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de vorderingen in conventie toe te wijzen, te weten veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 18.026,87, dan wel € 14.094,31, zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van beide instanties."
[appellanten] zijn in hoger beroep niet verschenen en tegen hen is verstek verleend.
[kledingzaak] heeft de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest, met dien verstande dat de conclusie van repliek onvolledig is en dat de akte specificatie van 4 maart 2010, zoals door [appellanten] overgelegd bij dupliek in eerste aanleg, ontbreekt.
De grieven
[kledingzaak] heeft zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
de feiten
2.1 Tegen de weergave van de vaststaande feiten door de kantonrechter in het bestreden vonnis zijn geen grieven opgeworpen, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan. Deze feiten komen, samen met hetgeen overigens over de feiten is komen vast te staan, in het kort op het volgende neer.
2.2 [kledingzaak] heeft het pand aan de [adres] (hierna: het pand) op enig moment verhuurd aan de vennootschap onder firma Reptielenplaza v.o.f. (hierna: Reptielenplaza). De firmanten van Reptielenplaza waren [appellant 2] en [naam].
2.3 Bij (verstek)vonnis van 12 augustus 2005 heeft de kantonrechter (voor zover hier relevant) voormelde huurovereenkomst ontbonden en Reptielenplaza en haar firmanten veroordeeld tot betaling aan [kledingzaak] van € 4.462,50 aan achterstallige huur tot 1 augustus 2005, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 20 juli 2005, alsmede tot betaling van € 1.487,50 per maand ter zake van huur dan wel schadevergoeding voor het tijdvak van 1 augustus 2005 tot de datum van de ontruiming, en vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 357,00 en € 477,60 aan proceskosten.
2.4 Reptielenplaza heeft het pand niet voor 31 januari 2006 verlaten.
2.5 Met ingang van 1 februari 2006 zijn [kledingzaak] en [appellanten] ter zake van het pand een huurovereenkomst aangegaan voor een maandelijks huurbedrag van (laatstelijk) € 1.598,49. [appellanten] exploiteren in het pand hun onderneming, Terraplus genaamd.
2.6 Ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst van 1 februari 2006 hebben [appellanten] een oude schuld van Reptielenplaza en haar firmanten aan [kledingzaak], overgenomen. In de huurovereenkomst is ter zake onder "bijzondere bepalingen" vermeld:
" De afspraak is gemaakt om elke volgende maand, naast de normale huurbetaling, een extra betaling te doen van € 500,00, totdat schuld weggewerkt is."
2.7 De huurovereenkomst tussen [kledingzaak] en [appellanten] is per 1 juli 2010 geëindigd.
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1 [kledingzaak] heeft naast ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het pand, veroordeling tot betaling door [appellanten] gevorderd van:
a) € 6.814,55 aan achterstallige huur tot 1 september 2009 plus wettelijke rente;
b) € 833,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c) € 1.598,49 per maand aan huurpenningen vanaf 1 september 2009 tot aan het tijdstip van ontruiming;
d) € 1.598,49 ter zake van schadevergoeding voor iedere maand dat [appellanten] na ontbinding in gebreke blijven het pand te ontruimen.
Tevens vorderde [kledingzaak] veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
3.2 [appellanten] hebbben verweer gevoerd tegen de vorderingen.
3.3 Bij het bestreden vonnis van 20 april 2010 heeft de kantonrechter de vorderingen van [kledingzaak] afgewezen en [kledingzaak] veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [appellanten], welke kosten tot aan de datum van het vonnis zijn begroot op nihil.
de omvang van het geding in hoger beroep
4.1 [kledingzaak] heeft zijn vordering in hoger beroep gewijzigd. Op grond van art. 130 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), welke bepaling ingevolge art. 353 Rv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is, is een verandering of vermeerdering van eis tegen een partij die niet in het geding is verschenen, uitgesloten, tenzij de appellant de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot kenbaar heeft gemaakt.
4.2 In eerste aanleg heeft [kledingzaak] aan achterstallige huur tot 1 september 2009 een bedrag van € 6.814,55 gevorderd. Nadien zijn nog 9 maanden huur verschuldigd tot 1 juli 2010, bij elkaar een bedrag van € 14.386,41. Opgeteld bedraagt de vordering ter zake van achterstallige huur over het tijdvak tot 1 juli 2010 derhalve (ten hoogste) € 21.200,96. Aangezien het bedrag dat [kledingzaak] in hoger beroep vordert ter zake van achterstallige huur (€ 18.026,87 dan wel € 14.094,31) voormeld bedrag van € 21.200,96 niet te boven gaat, ligt hetgeen in hoger beroep wordt gevorderd besloten in de onderdelen (a) en (c) van de vordering in eerste aanleg, zoals hierboven aangehaald in r.o. 3.1.
4.3 Ook voor het overige is de vordering niet vermeerderd. De vordering is impliciet verminderd met:
- de wettelijke rente over de achterstallige huur;
- de vordering tot ontbinding en ontruiming;
- de buitengerechtelijke incassokosten;
- schadevergoeding ter zake van huurtermijnen na ontbinding.
Het verbod van art. 130 lid 3 Rv is in dit geval daarom niet van toepassing. Het hof zal dan ook recht doen op de vordering zoals deze in hoger beroep is gewijzigd.
met betrekking tot de grieven
5.1 Het hof ziet aanleiding om eerst de grieven IV en V te bespreken. Met deze grieven komt [kledingzaak] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vordering in eerste aanleg onvoldoende is onderbouwd en klaagt [kledingzaak] er over dat zij daarom ten onrechte in de proceskosten is verwezen. Deze grieven falen, omdat het hof met de kantonrechter van oordeel is dat [kledingzaak] in eerste aanleg niet heeft aangetoond dat [appellanten] de gehele schuld van Reptielenplaza -zoals [kledingzaak] die ziet- hebben overgenomen en dat het onduidelijk is gebleven op welke vorderingen de diverse betalingen van [appellanten] zijn afgeboekt, zodat de kantonrechter niet kon vaststellen of [kledingzaak] een vordering heeft op [appellanten], laat staan tot welk bedrag.
5.2 De grieven I, II en III lenen zich vervolgens voor een gezamenlijke bespreking. Met deze grieven en de daarop gegeven toelichting gaat [kledingzaak] nader in op het oordeel van de kantonrechter dat de hoogte van de door [appellanten] overgenomen schuld van Reptielenplaza niet duidelijk is en dat de omvang van de huurachterstand -mede gelet op door [appellanten] gedane betalingen- niet inzichtelijk is gemaakt.
5.3 [kledingzaak] stelt dat de schuld van Reptielenplaza die door [appellanten] is overgenomen, in totaal € 8.453,28 bedraagt. Het gaat hierbij volgens [kledingzaak] om een huurschuld van € 6.020,81 plus de kosten van deurwaarderskantoor Venema en Noppe van € 2.432,47.
5.4 [appellanten] hebben dit één en ander reeds in eerste aanleg betwist. Zij stellen dat met [kledingzaak] is afgesproken dat [appellanten] € 500,00 per maand op de door hen overgenomen huurschuld van Reptielenplaza ter hoogte van € 4.520,81 zouden aflossen.
5.5 Behoudens de in r.o. 2.6 aangehaalde afbetalingsregeling, is in de huurovereenkomst van 1 februari 2006 niet vermeld tot betaling van welk bedrag [appellanten] zich jegens [kledingzaak] -naast de huurpenningen- hebben verplicht. [kledingzaak] laat het op dit punt ook in hoger beroep bij de blote stelling dat [appellanten] de volledige huurschuld van Reptielenplaza hebben overgenomen plús de deurwaarderskosten. [kledingzaak] lijkt hiermee te miskennen dat op haar de plicht rust feiten en omstandigheden te stellen -en bij betwisting: te bewijzen- dat [appellanten] zich jegens haar verbonden hebben tot betaling van € 8.453,28. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellanten], zoals hiervoor weergegeven in r.o. 5.4, lag het op de weg van [kledingzaak] om nadere feiten te stellen die zouden kunnen schragen dat [appellanten] zich bereid hebben verklaard om -bovenop de maandelijkse huurbetalingen- door middel van maandelijkse betalingen van € 500,00 een bedrag van totaal € 6.020,81 aan [kledingzaak] te voldoen ten titel van de overgenomen huurschuld van Reptielenplaza. Hetzelfde geldt voor de deurwaarderskosten, te meer omdat [kledingzaak] voor de hoogte daarvan (€ 2.432,47) verwijst naar de nota van deurwaarderskantoor Venema en Noppe van 9 oktober 2007. Zonder nadere toelichting valt immers niet te begrijpen dat [appellanten] reeds ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst van 1 februari 2006 met dit bedrag hebben ingestemd.
5.7 Een nadere onderbouwing in vorenbedoelde zin ontbreekt echter, hetgeen voor rekening en risico van [kledingzaak] moet worden gelaten. Voor bewijslevering is dan ook geen plaats, zodat niet is komen vast te staan dat [appellanten] een schuld van Reptielenplaza hebben overgenomen voor zover die schuld het door [appellanten] erkende bedrag van € 4.520,81 overstijgt.
5.8 Wanneer ervan wordt uitgegaan dat [appellanten] de schuld van Reptielenplaza slechts tot laatstgenoemd bedrag hebben overgenomen, bedraagt de betalingsachterstand van [appellanten] ten tijde van het eindigen van de huurovereenkomst op 1 juli 2010 € 14.094,31, aldus [kledingzaak]. Deze stelling is, als gevolg van het tegen [appellanten] verleende verstek en het bijgevolg uitblijven van (nader) verweer, onbetwist gebleven. Het hof zal er daarom vanuit hebben te gaan dat de betalingsachterstand van [appellanten] per 1 juli 2010 € 14.094,31 bedraagt. Aan het door [appellanten] in eerste aanleg gevoerde verweer dat zij de betaling van de huur hebben opgeschort omdat het pand lekte en zij daardoor schade hebben geleden ten bedrage van € 14.043,44 (excl. schoonmaakkosten en schilderwerk), gaat het hof voorbij. [appellanten] hebben weliswaar gesteld dat zij de lekkage en de daaruit voortvloeiende schade telefonisch en schriftelijk hebben gemeld bij [kledingzaak], maar zij hebben dit niet onderbouwd, waar zulks -gelet op de betwisting door [kledingzaak]- wel op hun weg had gelegen. De vordering van [kledingzaak] is dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 14.094,31, aangezien de vordering het hof in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De grieven I, II en III treffen dan ook, zij het gedeeltelijk, doel.
5.9 Grief VI, welke is gericht tegen het dictum van de kantonrechter en waarmee [kledingzaak] beoogt de zaak in volle omvang aan het hof voor te leggen, heeft geen zelfstandige betekenis en kan om die reden buiten bespreking blijven.
5.10 Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds vervat, danwel als niet relevant buiten beschouwing worden gelaten.
De slotsom
6.1 De grieven slagen gedeeltelijk. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen, behoudens voor wat betreft de daarin uitgesproken proceskostenveroordeling, en opnieuw rechtdoen zoals hierna in het dictum te bepalen. [appellanten] zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, behoudens de daarin gegeven proceskostenveroordeling;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellanten] tot betaling aan [kledingzaak] van € 14.094,31;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [kledingzaak] begroot op € 894,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 336,89 aan verschotten;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mrs. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 december 2010 in bijzijn van de griffier.