ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1042

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.033.322/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van verzekeringspremie en de verhouding tussen verzekeraar, verzekeringsmakelaar en verzekerde

In deze zaak gaat het om de betaling van verzekeringspremies door de geïntimeerde aan de appellante, Eurolloyd B.V., die als makelaar in verzekeringen optreedt. De zaak is ontstaan na een geschil over de betaling van premies voor een verzekering die door Eurolloyd is afgesloten voor een Philips LED Videoscherm, dat eigendom is van de geïntimeerde. De rechtbank Assen had eerder in een vonnis van 25 februari 2009 geoordeeld dat de vordering van Eurolloyd niet ontvankelijk was, maar Eurolloyd heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde op basis van de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst gehouden was om de premies aan Eurolloyd te betalen.

Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde, ondanks zijn verweer, niet kon ontkomen aan zijn betalingsverplichtingen. De grieven van Eurolloyd zijn door het hof gegrond verklaard, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de geïntimeerde niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verweer. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de vordering van Eurolloyd alsnog toegewezen. De geïntimeerde is veroordeeld tot betaling van de verschuldigde premies, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft de kosten van de procedure in beide instanties aan de geïntimeerde opgelegd, wat de financiële gevolgen van deze uitspraak verder benadrukt.

Uitspraak

Arrest d.d. 30 november 2010
Zaaknummer 200.033.322/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Eurolloyd B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Eurolloyd,
advocaat: mr. Y. van Maarwijck, kantoorhoudende te Meppel,
tegen
[Naam], handelende onder de naam [handelsnaam geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. R. Skála, kantoorhoudende te Haren.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis
uitgesproken op 25 februari 2009 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 13 mei 2009 is door Eurolloyd hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 26 mei 2009.
De conclusie van de memorie van grieven, waarbij tevens producties zijn overgelegd, luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Assen van 25 februari 2009, gewezen tussen appellante (Eurolloyd) als eiseres en geïntimeerde ([geïntimeerde]) als gedaagde onder rolnummer
68932/HA ZA 08-568 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de oorspronkelijke vorderingen van appellante alsnog toe te wijzen.
Met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties. Met uitvoerbaar verklaring van uw arrest bij voorraad."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"om appellante niet ontvankelijk te verklaren, althans het bestreden vonnis van de Rechtbank Assen te bekrachtigen met veroordeling van Eurolloyd in de kosten van beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Eurolloyd heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet voldoende betwist staat tussen partijen in hoger beroep vast:
2. Eurolloyd is makelaar in verzekeringen.
3. Adviesgroep Van der Roest (verder Van der Roest) is een assurantietussenpersoon.
4. [geïntimeerde] is eigenaar van een Philips LED Videoscherm met 20 panelen, inclusief toebehoren, met een waarde van € 300.000,-.
5. [geïntimeerde] heeft op 8 augustus 2006 door tussenkomst van Van der Roest een offerte-aanvraagformulier "Object Risico Polis" bij Eurolloyd ingediend voor het verzekeren van het videoscherm.
6. Eveneens op 8 augustus 2006 heeft [geïntimeerde] door tussenkomst van Van der Roest een "Opdrachtbevestiging" ondertekend, waarbij hij Eurolloyd definitief opdracht heeft gegeven tot het afsluiten van de verzekering waarvoor Eurolloyd op basis van het aanvraagformulier een offerte heeft gemaakt.
7. Eurolloyd heeft aan [geïntimeerde] een polis verstrekt waarop onder meer het volgende is vermeld:
"De ondertekenaars van deze polis verklaren de volgende verzekering te hebben geaccepteerd, terwijl zij de makelaars in assurantiën Eurolloyd B.V. te Amsterdam in rekening courant voor de premie zullen belasten.
(...)
De dekking wordt verleend door:
Naam verzekeraar(s) : Aandeel:
1 453 Lloyd's of London (Misc.)
Gevolmachtigde : Eurolloyd B.V. 100%
totaal 100%
(...)
Verzekeringsvoorwaarden:
Voor deze verzekeringsovereenkomst zijn van toepassing de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006" incl. G13 "All Risks"-clausule (...)"
8. Op 8 november 2006 heeft Eurolloyd aan [geïntimeerde] een "Prolongatie Aanhangsel" afgegeven, waarbij de verzekeringsovereenkomst is voortgezet met een andere verzekeraar. Lloyd's of London is vervangen door Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (verder Delta Lloyd).
9. In de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006" is voor zover hier van belang opgenomen:
"Art. 18 Premie- en schadebetaling
(...)
2. Premie
2.1. De makelaar neemt op zich de premie als eigen schuld aan de verzekeraars te zullen voldoen op het moment dat deze krachtens de verzekeringsovereenkomst verschuldigd wordt door de verzekerde. (...)
2.2. Verzekerde is gehouden de premie aan de makelaar te vergoeden. Ingeval de verzekering via een tweede tussenpersoon is gesloten en de verzekerde aan deze tweede tussenpersoon heeft betaald, is de verzekerde door deze betaling tegenover de makelaar eerst gekweten, wanneer deze tweede tussenpersoon aan de makelaar de premie heeft vergoed.(...)"
10. Naar aanleiding van een achterstand in de betaling van de premie heeft Eurolloyd bij brief van 24 juli 2007 onder meer medegedeeld, "dat de dekking van de polis wegens wanbetaling is komen te vervallen. Uw betalingsverplichting blijft echter onverkort van kracht. Eerst na ontvangst van de volledige achterstallige premie kunnen wij de dekking van de polis in kracht herstellen."
11. Bij nota van 20 maart 2008 heeft Van der Roest de verschuldigde premie over de perioden van 9 augustus 2007 tot 9 november 2007, van 9 november 2007 tot 9 februari 2008 en van 9 februari 2008 tot 9 mei 2008 bij [geïntimeerde] in rekening gebracht, tot een bedrag van totaal € 8.680,80.
12. [geïntimeerde] heeft op 29 maart 2008 een brief verzonden aan Van der Roest en Eurolloyd met onder meer de volgende inhoud:
"Naar aanleiding van de premienota d.d. 20 maart 2008 delen wij u mede geen prijs meer te stellen op deze verzekering. (...) Wilt u de maatschappij verzoeken om de premienota te laten vervallen."
13. Eurolloyd heeft [geïntimeerde] bij brief van 4 april 2008 medegedeeld:
"Van uw verzekeringsadviseur vernamen wij dat u de premie € 8.680,80 van bovenvermelde polis met betrekking tot de termijn 09-08-2007 / 09-11-2007 / 09-11-2007 / 09-02-2008 en 09-02-2008 / 09-05-2008 niet heeft voldaan.
Zolang uw betaling niet volledig is ontvangen, kunnen er - conform de polisvoorwaarden - aan deze polis geen rechten worden ontleend. In geval van schade bestaat er derhalve geen recht op schadevergoeding. Uw betalingsverplichting komt evenwel niet te vervallen. (...)"
14. Bij brief van 25 april 2008 heeft Eurolloyd aan [geïntimeerde] medegedeeld dat het contract met haar per 9 augustus 2008 vervalt en dat [geïntimeerde] gehouden is de premie tot die datum te voldoen, vermeerderd met rente, incassokosten en overige kosten.
15. Delta Lloyd heeft op 17 oktober 2006 Eurolloyd een volmacht verleend als bedoeld in artikel 68, eerste lid van het Besluit financiële dienstverlening overeenkomstig de Regeling model volmacht Wfd (verder te noemen de volmacht). Deze volmacht omvat onder andere het zelfstandig ondertekenen van polissen en het ontvangen en verrekenen van premies voortspruitende uit gesloten verzekeringen, alsmede het aanhangig maken van rechtsvorderingen ter uitoefening van enig aan Delta Lloyd als verzekeraar toekomend recht.
De ontvankelijkheid van Eurolloyd in haar vordering als oorspronkelijk eiseres
16. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat Eurolloyd niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat zij betaling tracht te vorderen van een vordering die haar niet toekomt. Uit de door Eurolloyd in het geding gebrachte producties blijkt volgens [geïntimeerde] dat het zou gaan om een verzekering van Eurolloyd Verzekeringen, terwijl nergens uit blijkt dat die naam een handelsnaam is van Eurolloyd.
17. Nu de grieven de toewijsbaarheid van de vordering van Eurolloyd opnieuw aan de orde stellen, zal het hof, mede gelet op het verweer van [geïntimeerde], eerst onderzoeken of Eurolloyd ontvankelijk is in de door haar als oorspronkelijk eiseres ingestelde vordering.
18. Het hof onderschrijft de opvatting van [geïntimeerde] niet. Uit de aan [geïntimeerde] verstrekte polis en het "Prolongatie Aanhangsel" komt duidelijk naar voren wat de verhouding is tussen de verschillende partijen. Lloyd's of London en Delta Lloyd zijn achtereenvolgens de verzekeraars van het verzekerde risico geweest, waarvoor zij de makelaar in assurantiën Eurolloyd B.V. te Amsterdam in rekening courant voor de premie konden belasten.
Het was voor [geïntimeerde] dan ook duidelijk, althans dat had het kunnen zijn, dat hij de premies aan Eurolloyd diende te betalen, al dan niet door tussenkomst van Van der Roest. Dat Eurolloyd zich op haar briefpapier ook presenteerde als Eurolloyd Verzekeringen maakt dat niet anders. Door de toevoeging van het woord "Verzekeringen" was in één oogopslag de kern van haar activiteiten duidelijk. De rechtspersoon met wie [geïntimeerde] als wederpartij zaken deed was echter telkens dezelfde, Eurolloyd B.V.
De hiervoor beschreven wijze van premiebetaling is bovendien in overeenstemming met de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006" en de volmacht die Delta Lloyd aan Eurolloyd heeft verleend.
Eurolloyd is derhalve ontvankelijk in de door haar als oorspronkelijk eiseres ingestelde vorderingen.
De grieven
19. Met grief I komt Eurolloyd op tegen het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 4.3. van het bestreden vonnis dat wel vaststaat dat [geïntimeerde] een schadeverzekering heeft lopen bij Delta Lloyd, maar dat niet vaststaat dat er ook nog een andere verzekering is die [geïntimeerde] met Eurolloyd heeft afgesloten en dat die de grondslag vormt voor de vordering tot premiebetaling van Eurolloyd. Ter onderbouwing van haar grief heeft Eurolloyd gewezen op het bepaalde in artikel 18 van de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006"
20. Naar het oordeel van het hof slaagt de grief. Door bemiddeling van Eurolloyd is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen tussen [geïntimeerde] en Delta Lloyd. Op grond van de polis zijn op de overeenkomst de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006" van toepassing. Krachtens artikel 18 lid 2.2 van deze voorwaarden is [geïntimeerde] gehouden de verzekeringspremie aan Eurolloyd te vergoeden.
Het verweer van [geïntimeerde] in hoger beroep dat, indien er een betalingsverplichting voor hem zou bestaan deze zou bestaan ten opzichte van de tussenpersoon treft geen doel. Het eerder genoemde artikel 18 lid 2.2 is daar duidelijk over. Wanneer de verzekerde via een (tweede) tussenpersoon betaalt aan de makelaar is de verzekerde door deze betaling tegenover de makelaar eerst gekweten, wanneer deze tussenpersoon aan de makelaar de premie heeft vergoed.
21. Met betrekking tot de grieven II en V heeft [geïntimeerde] te kennen gegeven dat hetgeen daarin is vermeld juist is. Daardoor staat vast dat partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] de verschuldigde premie aan Eurolloyd dient te betalen (grief II) en dat Eurolloyd bevoegd is om in rechte betaling van de verschuldigde premie van [geïntimeerde] te vorderen (grief V).
22. Daarom slagen ook de grieven II en V.
23. Met grief III komt Eurolloyd op tegen het oordeel van de rechtbank dat onvoldoende duidelijk is gemaakt wie in welke hoedanigheid ten opzichte van [geïntimeerde] is opgetreden. Eurolloyd heef er op gewezen dat [geïntimeerde] zich tot zijn assurantietussenpersoon Van der Roest heeft gewend voor een Object Risico Polis. Uit de opdrachtbevestiging die [geïntimeerde] heeft ondertekend en de polisbescheiden die [geïntimeerde] heeft ontvangen blijkt wie de verzekeraar is en dat Eurolloyd als makelaar optreedt.
24. Zoals hiervoor bij de overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid is vastgesteld, is het hof van oordeel dat het voor [geïntimeerde] steeds duidelijk is geweest, althans heeft kunnen zijn, wat de rol van een ieder was en aan wie hij premie diende te betalen. Dat [geïntimeerde] geen bescheiden heeft ontvangen, zoals hij heeft gesteld, is niet juist. Hij heeft in elk geval zelf de opdrachtbevestiging ondertekend. Verder zijn alle bescheiden toegestuurd naar de door hem ingeschakelde assurantietussenpersoon Van der Roest. Van der Roest is, zo blijkt uit een e-mailbericht van Eurolloyd aan Van der Roest van 9 augustus 2006, volledig geïnformeerd over de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden waaronder de "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006". Voor het geval Van der Roest vervolgens [geïntimeerde] niet goed zou hebben geïnformeerd, zoals [geïntimeerde] heeft gesteld, kan dat Eurolloyd niet worden toegerekend.
25. Grief III treft eveneens doel.
26. Met grief IV bestrijdt Eurolloyd het oordeel van de rechtbank (rechtsoverwegingen 4.5. en 4.6.) dat niet kan worden geaccepteerd dat een derde zonder dat dit is overeengekomen op eigen naam betaling kan vorderen uit hoofde van een overeenkomst tussen anderen die bron is voor de plicht tot betalen. Zij heeft benadrukt dat die bevoegdheid is geregeld in de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006" die van toepassing is op de verzekeringsovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Delta Lloyd.
27. Zoals in overweging 20 is vastgesteld vloeit uit artikel 18 lid 2.2 van de "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006" een zelfstandig vorderingsrecht voor Eurolloyd voort. Eurolloyd heeft in grief II beschreven wat op grond van genoemd artikel 18 lid 2.2 de gang van zaken is met betrekking tot de invordering van de premie. [geïntimeerde] heeft de inhoud van deze grief als juist erkend. Daarmee staat vast dat Eurolloyd bevoegd is van [geïntimeerde] betaling te vorderen van de premie uit hoofde van de tussen [geïntimeerde] en Delta Lloyd gesloten verzekeringsovereenkomst.
28. Het verweer van [geïntimeerde] dat geen betalingsverplichting op hem rust, omdat de verzekering door Eurolloyd, dan wel Delta Lloyd is geroyeerd mist een feitelijk juiste grondslag. Eurolloyd heeft bij brieven van 24 juli 2007 en 4 april 2008 [geïntimeerde] medegedeeld dat de verzekering geen dekking biedt voor de verzekerde risico's, zolang [geïntimeerde] de verschuldigde premie niet heeft betaald. Dit is geen beëindiging van de verzekeringsovereenkomst, maar een beroep op het opschortingsrecht dat de verzekeraar toekomt in het geval de verzekerde de premie niet heeft betaald. Eurolloyd heeft de verzekering eerst bij brief van 25 april 2008 beëindigd per 9 augustus 2008. Pas op die datum is de verplichting tot betaling van premie geëindigd.
29. Daarom slaagt ook grief IV.
30. De positieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep brengt mee dat eventueel in eerste aanleg door [geïntimeerde] aan de orde gestelde, maar buiten behandeling gebleven stellingen en weren, alsnog ambtshalve door het hof moeten worden behandeld.
31. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij dat geen kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden omdat die hem niet ter hand zijn gesteld. Kennelijk heeft hij daarmee het oog gehad op de voorwaarden "Nederlandse Beurs-Goederenpolis 2006". Dit verweer heeft [geïntimeerde] echter prijs gegeven met de erkenning van de juistheid van de inhoud van grief II, zodat bedoeld verweer verder niet behoeft te worden besproken.
32. Voorts heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg gesteld dat hij niet op de hoogte was van zijn betalingsverplichtingen, omdat verschillende brieven en premienota's naar een onjuist adres zijn gezonden.
33. Het hof stelt vast dat Van der Roest de premienota van 20 maart 2008 inderdaad naar een verkeerd adres heeft gezonden, namelijk Schaakveld 14 te Almere. Niettemin baat dat verweer [geïntimeerde] niet, omdat uit zijn brief aan Van der Roest van 29 maart 2009 blijkt dat hij de premienota van 20 maart 2008 wel degelijk heeft ontvangen. Daarenboven heeft Eurolloyd bij brief van 4 april 2008 [geïntimeerde] nogmaals herinnerd aan betaling van de verschuldigde premies.
34. Eurolloyd heeft verder op 12 en 24 juli 2007 brieven aan [handelsnaam geïntimeerde] verzonden naar het adres Postbus 150 te Huizen. Dit is het adres van Van der Roest. Het is in een situatie als deze niet ongebruikelijk de correspondentie met een verzekerde via de assurantietussenpersoon te laten verlopen. Deze stukken zijn bovendien niet relevant voor het onderhavige geschil, omdat zij betrekking hebben op een achterstand in de betaling over de periode van 9 mei 2007 tot 9 augustus 2007, welke premie, zo blijkt uit productie 11 bij memorie van grieven, inmiddels is betaald.
35. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geoordeeld dat [geïntimeerde] gehouden is tot betaling aan Eurolloyd van de premies over de perioden van 9 augustus 2007 tot 9 november 2007, van 9 november 2007 tot 9 februari 2008 en van 9 februari 2008 tot 9 mei 2008 tot een bedrag van totaal € 8.680,80.
Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, omdat de rente, anders dan [geïntimeerde] heeft betoogd, zonder aanzegging verschuldigd is vanaf de vervaldata voor de betaling van de premie voor de onderscheiden termijnen.
36. Eurolloyd heeft ten slotte vergoeding gevorderd van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 833,-, hetgeen volgens haar in overeenstemming is met de aanbevelingen in het rapport Voorwerk II. [geïntimeerde] heeft toewijzing van die vordering betwist, omdat hij nimmer in verzuim is geweest.
37. Aangezien [geïntimeerde] niet heeft betwist dat die kosten als zodanig door Eurolloyd zijn gemaakt en hiervoor is vastgesteld dat [geïntimeerde] wel degelijk in verzuim is geraakt, zal het hof de vordering van Eurolloyd op dit punt eveneens toewijzen, met dien verstande dat conform het rapport Voorwerk II de buitengerechtelijke kosten op € 768,- zullen worden bepaald.
Slotsom
38. Het vonnis van de rechtbank van 25 februari 2009 dient te worden vernietigd en de vordering van Eurolloyd zal alsnog worden toegewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep.
De kosten van de procedure in eerste aanleg worden begroot op € .. aan verschotten en € 768,- ( 2 punten tarief I, € 384,- per punt, factor 1) aan geliquideerd salaris voor de advocaat. De kosten van de procedure in hoger beroep worden begroot op € 513,91 (€ 491,- griffierecht en € 94,91 explootkosten) aan verschotten en € 632,- (1 punt, tarief I, € 632,- per punt, factor 1) aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Eurolloyd van:
- een bedrag van € 8.680,- aan hoofdsom;
- een bedrag van € 186,42 aan wettelijke rente tot 19 juli 2008;
- de wettelijke rente over € 8.680, - vanaf 19 juli 2008 tot de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 768,- aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, te weten:
- de kosten van de procedure in eerste aanleg tot heden begroot op € 397,37 aan verschotten en € 768,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
- de kosten van de procedure in hoger beroep tot heden begroot op € 513,91 aan verschotten en € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, B.J.H. Hofstee en
R. Weening en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 30 november 2010 in bijzijn van de griffier.