ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0713
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Belang van minderjarige bij schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad van machtiging tot uithuisplaatsing
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de belangenafweging van een minderjarige centraal in het kader van een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van de minderjarige, geboren in 1995, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Leeuwarden, waarin de uithuisplaatsing van hun kind werd verlengd. De ouders stelden dat het welzijn van hun kind in het geding is, omdat de pleegouders niet adequaat zouden optreden tegen het schoolverzuim van het kind. Ze verzochten om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, zodat het kind bij hen zou kunnen wonen.
Het hof heeft de zaak op 1 december 2010 behandeld, waarbij de ouders, hun advocaat en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de pleegouders aanwezig waren. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij niet kon onderbouwen waarom zij beter in staat zou zijn om voor het kind te zorgen dan de pleegouders. Het hof heeft vastgesteld dat het kind zelf heeft aangegeven bij de pleegouders te willen blijven wonen en dat het contact met de ouders verstoord is. De pleegouders en BJZ hebben verklaard dat het goed gaat met het kind en dat het schoolverzuim inmiddels is ingelopen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het verzoek van de ouders tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad niet in het belang van het kind is. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad niet gerechtvaardigd is, gezien de stabiliteit en de positieve ontwikkeling die het kind bij de pleegouders doormaakt. De beschikking van de rechtbank Leeuwarden is derhalve bevestigd en het verzoek van de ouders is afgewezen.