ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0706

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.063.510
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en ontvankelijkheid van het hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 9 december 2009, waarin de man werd verplicht een bijdrage van € 500,-- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind]. De man heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd, maar heeft later, na kennisname van de beschikking, hoger beroep ingesteld op 23 april 2010. De rechtbank had de man niet op de juiste wijze op de hoogte gesteld van de beschikking, aangezien deze niet aangetekend was verzonden. Dit leidde tot de vraag of de man ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof oordeelde dat de man ontvankelijk was, omdat de termijn voor het instellen van hoger beroep pas begon te lopen na de betekening van de beschikking op 26 januari 2010. Tijdens de zitting van 11 november 2010 bereikten partijen overeenstemming over de alimentatie, wat leidde tot de conclusie dat er geen geschil meer was. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en verklaarde de nieuwe afspraken tussen partijen uitvoerbaar bij voorraad. De zaak werd behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, met uitspraak op 23 december 2010.

Uitspraak

Beschikking d.d. 23 december 2010
Zaaknummer 200.063.510
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. S.A. Wilman, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 9 december 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind], geboren op [2006] te [plaats], met ingang van 23 juli 2009 bepaald op € 500,-- per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 april 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 9 december 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind] met ingang van 23 juli 2009 te stellen op nihil.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 juni 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht van 15 juli 2010 met bijlagen en een faxbericht van 1 november 2010 met bijlagen van mr. Crozier.
Ter zitting van 11 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen en hun advocaten.
De beoordeling
De inleiding
1. Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is op [2006] [kind] geboren. De man heeft [kind] erkend. [kind] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2. Op 23 juli 2009 heeft de vrouw bij inleidend verzoekschrift de rechtbank Leeuwarden verzocht te bepalen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] dient te voldoen van € 500,-- per maand.
De man heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd tegen de vaststelling van de kinderalimentatie. De rechtbank heeft daarop het verzoek van de vrouw, nu dit haar niet onrechtmatig of ongegrond is voorgekomen, toegewezen en de kinderalimentatie van [kind] met ingang van 23 juli 2009 bepaald op € 500,-- per maand. Tegen deze beschikking is het hoger beroep van de man gericht.
De ontvankelijkheid van de man in het ingestelde hoger beroep
3. De beschikking waarvan beroep is gegeven op 9 december 2009, terwijl het beroepschrift van de man is ingediend op 23 april 2010. De man stelt dat hij niet in de procedure in eerste aanleg is verschenen en dat hij eerst na betekening van de beschikking op 26 januari 2010 kennis heeft genomen van de beschikking en de inhoud daarvan. Eerst vanaf die datum is volgens hem de termijn van het hoger beroep aangevangen en hij meent dan ook dat het hoger beroep tijdig is ingesteld.
4. Ingevolge het bepaalde in artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: Rv) dient hoger beroep door de niet in de procedure in eerste aanleg verschenen belanghebbende te worden ingesteld binnen drie maanden na de betekening van de eindbeschikking of nadat de beschikking hem op andere wijze bekend is geworden.
5. Artikel 806 Rv geeft voor zaken van personen- en familierecht anders dan scheidingszaken een van het bepaalde in artikel 358 lid 2 Rv afwijkende regeling voor de aanvang van de hoger beroepstermijn. Ingevolge artikel 806 lid 1 sub a Rv kan hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het gaat daarbij om een belanghebbende als bedoeld in artikel 805 Rv, te weten degene aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. Andere belanghebbenden kunnen binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak hoger beroep in stellen, dan wel binnen drie maanden nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
6. Vraag is dus of in eerste aanleg op de voorgeschreven wijze aan de man een afschrift is gezonden van het verzoekschrift. Is dat namelijk het geval dan rust op de griffier ingevolge het bepaalde in artikel 805 Rv ook de plicht -voor zover hier van belang- onverwijld een afschrift van de beschikking te verzenden aan de niet verschenen belanghebbende aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden.
7. Teneinde omtrent de verzending van het verzoekschrift en de beschikking duidelijkheid te krijgen, heeft het hof zich ambtshalve gewend tot de rechtbank Leeuwarden met het verzoek het hof daaromtrent te informeren. Uit de door de rechtbank aan het hof toegezonden afschriften van de brieven uit het dossier [dossiernr. ] blijkt dat de verzending van het verzoekschrift naar de man aangetekend en per gewone post heeft plaatsgevonden op het adres te [woonplaats], zijnde het adres van de man opgenomen in het GBA-uittreksel, alsmede op het adres te [plaats] dat door de vrouw in het inleidend verzoek als feitelijk verblijfplaats van de man is genoemd. Het afschrift van de beschikking is in ieder geval naar het GBA adres verzonden, echter per gewone post.
8. Het lijkt erop dat zowel het verzoekschrift als de beschikking is verzonden naar het adres waarop de man volgens de GBA-registratie ingeschreven stond en kennelijk nog immer ingeschreven staat. Doorslaggevend acht het hof echter dat het afschrift van de beschikking niet op de rechtens voorgeschreven wijze aan de man is verzonden. Op grond van het bepaalde in artikel 291 Rv in verbinding met artikel 272 Rv, welke bepalingen op de verzending ingevolge artikel 805 Rv van overeenkomstige toepassing zijn, dient de beschikking aangetekend te worden verzonden.
9. Nu de voorgeschreven aangetekende verzending niet heeft plaatsgevonden dient er in rechte van te worden uitgegaan dat de beschikking niet aan de man is verzonden, zodat op hem niet de regel van artikel 806 lid 1 onder a Rv maar die van hetzelfde artikellid onder b van toepassing is. Uit de verklaringen van partijen en de stukken van het dossier kan niet met zekerheid worden afgeleid dat de man eerder dan 26 januari 2010, de datum van betekening van de beschikking van de rechtbank, van deze beschikking heeft kennisgenomen. Dit betekent dat de indiening van het beroepschrift op 23 april 2010 tijdig, binnen de termijn van drie maanden te rekenen vanaf 26 januari 2010, is geweest. De man kan dan ook worden ontvangen in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 9 december 2009 van de rechtbank Leeuwarden.
De overeenstemming
10. Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt omtrent de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind].
Zoals ter zitting in hoger beroep afgesproken hebben partijen het overeengekomene vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Deze door partijen op respectievelijk 18 november 2010 en 22 november 2010 ondertekende overeenkomst is als bijlage gevoegd bij een na de zitting ingezonden brief van 23 november 2010 van mr. Crozier.
11. Gelet op de bereikte overeenstemming zal het hof een inhoudelijke behandeling van de grieven achterwege laten, nu geen sprake meer is van een geschil omtrent de onderhoudsbijdrage en partijen dus geen rechtens relevant belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling.
12. Het hof zal - in het licht van de door hen bereikte overeenstemming - partijen, de één tegenover de ander, veroordelen tot naleving van de door hen getroffen onderlinge regelingen, zoals opgenomen in de door hen op respectievelijk 18 november 2010 en 22 november 2010 ondertekende vaststellingsovereenkomst, die in door de griffier gewaarmerkte kopie aan deze beschikking is gehecht en daarvan deel uitmaakt.
Slotsom
13. Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
veroordeelt partijen, de één tegenover de ander, tot naleving van de door hen getroffen onderlinge regelingen, zoals opgenomen in de door hen op respectievelijk 18 november 2010 en 22 november 2010 ondertekende vaststellingsovereenkomst waarvan een door de griffier gewaarmerkte kopie aan deze beschikking is gehecht en hiervan deel uitmaakt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis (voorzitter), J.G. Idsardi en K.R. Kuiken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 23 december 2010 in bijzijn van de griffier.