ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0583

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.054.772
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitbreiding omgangsregeling tussen grootmoeder en kleindochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de grootmoeder om de omgangsregeling met haar kleindochter, [kind 1], uit te breiden. De grootmoeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Wagenaar, had eerder een omgangsregeling van één dag per twee maanden met [kind 1], die sinds 13 april 2006 bij pleegouders woont en onder toezicht staat van Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ). De rechtbank had op 2 december 2009 deze regeling vastgesteld, maar de grootmoeder verzocht om een uitbreiding naar één keer in de twee maanden van 9.00 uur tot de volgende dag 17.00 uur, plus een week in de grote vakantie.

Het hof heeft de zaak behandeld op 19 oktober 2010, waarbij de grootmoeder, de moeder, de pleegouders en vertegenwoordigers van BJZ aanwezig waren. Het hof oordeelde dat, hoewel de grootmoeder de omgang met [kind 1] op een goede manier invult, het belang van [kind 1] zich verzet tegen een uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof baseerde deze beslissing op de zorgen over de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [kind 1], die al onder druk staat door de huidige omgangsregeling en andere factoren in haar leven.

De grootmoeder had eerder al een verzoek ingediend voor een uitgebreidere omgangsregeling, maar het hof concludeerde dat de huidige situatie stabiliteit vereist. De omgang met de grootmoeder zou mogelijk leiden tot overbelasting van [kind 1], die al te maken heeft met hechtingsproblemen en spanningsklachten. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de grootmoeder af, met als doel de rust en stabiliteit voor [kind 1] te waarborgen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 november 2010
Zaaknummer 200.054.772
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam grootmoeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat mr. I. Wagenaar,
kantoorhoudende te Groningen,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ.
Belanghebbenden:
1. [naam moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. [naam vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
3. [naam pleegouders],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 2 december 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden tussen de grootmoeder en de minderjarige [kind 1], geboren op [2003] te [geboorteplaats], een omgangsregeling vastgesteld van één dag per twee maanden van 9.00 uur tot 17.00 uur.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 21 januari 2010, heeft de grootmoeder verzocht de beschikking van 2 december 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat een omgangsregeling zal gelden inhoudende dat de grootmoeder gerechtigd is [kind 1] één keer in de twee maanden van 9.00 uur tot de volgende dag 17.00 uur bij zich te ontvangen, alsmede een weekje in de grote vakantie.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 3 juni 2010, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het appel af te wijzen en de beschikking van
2 december 2009 te bekrachtigen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 5 januari 2010 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) en een brief van 7 oktober 2010 met bijlagen van BJZ.
Ter zitting van 19 oktober 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn:
- de grootmoeder, bijgestaan door mr. I. Wagenaar;
- [naam], namens BJZ;
- [de gezinsvoogd];
- de moeder;
- de pleegouders;
- [naam], namens de raad.
De beoordeling
De feiten
1. [kind 1] woont sinds 13 april 2006 bij de pleegouders. Sinds 7 maart 2007 staat zij onder toezicht van BJZ en geldt ten aanzien van haar een machtiging tot uithuisplaatsing.
2. De grootmoeder heeft zich op 24 september 2008 tot de rechtbank gewend met
het verzoek een uitgebreidere omgangsregeling tussen haar en [kind 1] vast te
stellen. Op dat moment zagen de grootmoeder en [kind 1] elkaar eens per drie
maanden gedurende 1,5 uur in aanwezigheid van de moeder.
3. Bij beschikking van 17 december 2008 is een voorlopige omgangsregeling tussen
[kind 1] en de grootmoeder vastgesteld in die zin dat [kind 1] gedurende twee keer
één middag per twee maanden en vervolgens één dag per twee maanden bij de
grootmoeder thuis zal komen.
4. Bij de beschikking waarvan beroep is beslist als hiervoor vermeld onder "Het
geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het appel van de grootmoeder
gericht.
De overwegingen
5. De omgang tussen een minderjarig kind en andere personen dan de ouders is sinds
de inwerkingtreding op 1 maart 2009 van de Wet bevordering voortgezet
ouderschap en zorgvuldige scheiding geregeld in artikel 1:377a BW.
6. Het belang van [kind 1] staat hier centraal. Het hof acht het niet in haar belang dat de thans van kracht zijnde omgangsregeling met de grootmoeder wordt uitgebreid. Gevreesd wordt dat uitbreiding van deze omgangsregeling ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [kind 1]. Niet omdat het hof twijfelt aan de capaciteiten van de grootmoeder om op een adequate en voor [kind 1] prettige wijze invulling te geven aan de omgang, maar omdat aanmerkelijke onrust en spanningen voortvloeien uit de thans reeds bestaande omgang met de grootmoeder.
7. Zowel uit de verklaringen van de grootmoeder als die van de gezinsvoogd komt naar voren dat [kind 1] het naar haar zin heeft tijdens de omgang met de grootmoeder. De pleegouders en de gezinsvoogd maken [kind 1] echter ook vóór en ná die tijd mee. Zij ervaren dat [kind 1] dan veel spanningsklachten laat zien. Dat uit zich in buikpijn, onrustig slapen, vaak plassen, vermoeidheid en zelfs overgeven. [kind 1] heeft vervolgens moeite weer in haar dagelijkse ritme te komen.
8. De rondom de omgang met de grootmoeder bij [kind 1] waargenomen problemen staan niet op zich. Uit een rapport van Accàre van 3 juni 2010 komt naar voren dat [kind 1] hechtingsproblemen heeft als gevolg van een belaste voorgeschiedenis. Zij is een kwetsbaar en angstig kind. Veranderingen hebben snel een nadelig effect op haar. Accàre concludeert dat een stabiele omgeving voor [kind 1] van zeer groot belang is voor haar dagelijkse functioneren en welzijn. Voor de toekomst geldt dat de ontwikkeling van [kind 1] goed moet worden blijven gevolgd, omdat zij meer risico loopt dan gemiddeld om psychische problemen te ontwikkelen.
9. De pleegmoeder heeft ter zitting aangegeven dat [kind 1] nu ook problemen op school laat zien. Zij heeft daar veel last van boze buien en vraagt op een negatieve manier aandacht. Met het oog op deze ontwikkeling heeft Accàre de pleegouders therapie aangeboden voor [kind 1]. Omdat de situatie rondom [kind 1] echter niet stabiel is kan deze therapie niet starten. Gedacht wordt nu aan systeemtherapie.
10. [kind 1] heeft niet alleen omgang met de grootmoeder, maar ook met de moeder en de vader afzonderlijk. Voor een zesjarig meisje met een beperkte draagkracht als [kind 1] is bij de huidige stand van zaken al sprake van een pittig programma voor wat betreft de verschillende vormen en momenten van omgang. Daarnaast gaat zij naar school. Een uitbreiding van de omgang met de grootmoeder is voor een kwetsbaar kind als [kind 1] op dit moment teveel van het goede. In combinatie met al het overige ligt het gevaar voor overbelasting op de loer.
11. Gelet op de ernst van de problematiek van [kind 1] en haar heftige reactie op de omgang met de grootmoeder in samenhang met de complexiteit van de totale situatie rondom [kind 1], bestaat thans reeds het risico dat zij wordt overvraagd. Bovendien maakt de onrust rondom de omgang met de grootmoeder dat geen aanvang kan worden gemaakt met de therapie bij Accàre. Het hof acht het thans het meest in het belang van [kind 1] dat de huidige situatie wordt gestabiliseerd en dat zoveel mogelijk rust voor haar wordt gecreëerd en bewaard. De door de grootmoeder gewenste uitbreiding van de omgangsregeling past daar niet in.
Slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, B.J.J. Melssen en
R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
30 november 2010 in het bijzijn van de griffier.