ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0476

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.502
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Draagkrachtberekening en partneralimentatie na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om de draagkrachtberekening van een man in het kader van de partneralimentatie na zijn echtscheiding van de vrouw. De man en de vrouw zijn op 11 oktober 1984 met elkaar gehuwd en hebben twee kinderen. De echtscheiding is uitgesproken op 31 oktober 2007. De rechtbank Assen heeft in eerdere beschikkingen de behoeftigheid van de vrouw vastgesteld op € 3.169,- bruto per maand en de door de man te betalen partneralimentatie op € 1.003,- per maand met ingang van 1 september 2008. De man heeft in hoger beroep verzocht deze alimentatie op nihil te stellen, onder andere omdat de vrouw in een instelling verblijft.

Tijdens de zitting op 3 december 2009 is de zaak behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om onderling overeenstemming te bereiken, maar dit is niet gelukt. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en vastgesteld dat de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder moet worden toegepast, ook al verblijft een van de kinderen in een instelling. Dit is gebaseerd op de overweging dat de kosten van levensonderhoud ten laste van de ouders komen, zelfs tijdens een opname.

Het hof heeft ook de reiskosten van de man in de draagkrachtberekening betrokken, maar de overige kosten voor psychologische hulp zijn niet voldoende onderbouwd. Uiteindelijk heeft het hof bepaald dat de man vanaf 1 september 2008 een bedrag van € 883,- per maand aan partneralimentatie kan betalen. De beschikking is gegeven op 2 december 2010 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking d.d. 2 december 2010
Zaaknummer 200.034.502
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.W. Flipse, kantoorhoudende te Assen,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.Th. Boere, kantoorhoudende te Etten-Leur.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 12 maart 2008 heeft de rechtbank Assen de behoeftigheid van de vrouw vastgesteld op € 3.169,- bruto per maand.
Bij beschikking van 4 maart 2009 heeft de rechtbank Assen - voor zover hier van belang - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud met ingang van 1 september 2008 bepaald op € 1.003,- per maand (periode 3).
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 3 juni 2009, heeft de man verzocht de beschikkingen van 12 maart 2008 en 4 maart 2009 te vernietigen en de door hem met ingang van 1 september 2008 te betalen partneralimentatie alsnog op nihil te stellen.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 31 juli 2009, heeft de vrouw het verzoek van de man bestreden en verzocht het beroep van de man af te wijzen.
Ter zitting van 3 december 2009 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man en de vrouw en hun advocaten.
Het hof heeft partijen gelegenheid gegeven om na de zitting van het hof te proberen onderling overeenstemming te bereiken en het hof vóór 1 januari 2010 te berichten of er geheel of gedeeltelijk overeenstemming is bereikt waarbij is bepald dat, voor zover geen overeenstemming is bereikt, het hof uitspraak zal doen.
Het hof heeft na de zitting ontvangen een fax van mr. Boere van
15 februari, een brief van 15 februari 2010 van mr. Flipse en een fax van 16 februari 2010 van mr. Boere. Uit voornoemde brief en faxen blijkt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.
Het hof heeft niet in zijn oordeel betrokken de brief van 15 februari 2010 van
mr. Flipse voor zover de inhoud daarvan verder strekt dan de mededeling dat geen overeenstemming is bereikt, aangezien het hof geen gelegenheid heeft gegeven om na de mondelinge behandeling een nadere toelichting te geven of stukken over te leggen. De brief is in zoverre wegens strijd met het procesregelement buiten beschouwing gelaten.
De behandeling van de zaak ter zitting van 3 december 2009 heeft plaatsgevonden ten overstaan van mrs. H.L.C. Hermans, A.W. Beversluis en G.K. Schipmölder. Aangezien mr. H.L.C. Hermans feitelijk sinds 1 januari 2010 niet meer bij dit hof werkzaam is, wordt deze beschikking gegeven door mrs. A.W. Beversluis,
B.J.J. Melssen en G.K. Schipmölder.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. De man en de vrouw zijn op 11 oktober 1984 met elkaar gehuwd.
2. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten de thans
(jong-meerderjarige [naam kind 1] op [geboortedatum] (hierna: [kind 1]), en de thans minderjarige [naam kind 2] op
[geboortedatum] (hierna: [kind 2]).
3. Bij beschikking van de rechtbank Assen van 31 oktober 2007 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. Deze beschikking is op 14 november 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4. Bij de bestreden beschikking van 12 maart 2008 heeft de rechtbank Assen de behoefte van de vrouw vastgesteld zoals hiervoor is weergegeven onder 'het geding in eerste aanleg'. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is het hof gebleken dat de behoefte en de behoeftigheid van de vrouw niet meer in geschil zijn.
Dit brengt mee dat de man geen belang (meer) heeft bij de behandeling van zijn grieven tegen de beschikking van 12 maart 2008 en het hof zal daarom het verzoek van de man in hoger beroep in zoverre afwijzen.
5. Uit de stukken en de behandeling ter zitting van het hof is tevens gebleken dat de vrouw haar verzoek om partneralimentatie in de periode vanaf 1 september 2008 heeft bepaald op een bedrag van € 1.003,- per maand.
6. Bij de bestreden beschikking van 4 maart 2009 is de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 1 maart 2008 vastgesteld zoals hiervoor is weergegeven onder 'het geding in eerste aanleg'.
7. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is het hof gebleken dat het hoger beroep van de man tegen de beschikking van 4 maart 2009 in zoverre is beperkt dat dit zich alleen richt tegen de met ingang van 1 september 2008 vastgestelde partneralimentatie (periode 3).
Het geschilpunt
8. Het geschilpunt tussen partijen betreft de draagkracht van de man op de volgende punten:
- de te hanteren bijstandsnorm;
- de reiskosten van het woon-werkverkeer;
- de overige kosten.
De te hanteren bijstandsnorm
9. Tussen partijen is niet in geschil dat sinds april 2008 achtereenvolgens [kind 1] en daarna [kind 2] bij de man woonden. Ter zitting van het hof is gebleken dat [kind 2] sinds 1 september 2009 is opgenomen in de Lievenshoeve te Oosterhout. Het hof is met de man van oordeel dat ook gedurende het verblijf van [kind 2] in de Lievenshoeve, in de draagkrachtberekening van de man de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder moet worden toegepast. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat tijdens een dergelijke opname de kosten van levensonderhoud ten laste van de ouders komen in de vorm van een ouderlijke bijdrage, zakgeld, kleding en schoeisel en dergelijke, zodat het verblijf van [kind 2] aldaar naar het oordeel van het hof op zichzelf geen wijziging van de voor de man toepasselijke bijstandsnorm meebrengt.
De reiskosten van het woon-werkverkeer
10. De man heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank in haar draagkrachtberekening ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn reiskosten voor zover deze niet door zijn werkgever worden vergoed. Uit de bestreden beschikking blijkt dat de rechtbank - conform het door de man in eerste aanleg gestelde - ter zake van de reiskosten een bedrag van € 158,- (totale reiskosten € 375,- per maand minus de reiskostenvergoeding van de werkgever ter hoogte van € 217,- per maand) in aanmerking heeft genomen, welk bedrag door de vrouw in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is weersproken. Aangezien in hoger beroep niet anders is gesteld of gebleken is het hof van oordeel dat ter zake van de verwervingskosten een bedrag van € 158,- per maand in de draagkrachtberekening moet worden betrokken.
De overige kosten
11. Het hof is met de vrouw van oordeel dat de man de post 'overige kosten' welke post zakelijk weergegeven betrekking heeft op kosten voor psychologische hulp voor [kind 1] en [kind 2] niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd. Het hof overweegt hieromtrent dat de nota's die de man heeft overgelegd daartoe onvoldoende zijn, aangezien deze alle betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt in de periode vóór 1 september 2008, zodat deze niet ter onderbouwing kunnen dienen voor de draagkracht van de man in de periode ingaande
1 september 2008 waarover het hof thans heeft te oordelen.
De draagkrachtberekening
12. Het hof heeft bij de berekening van de draagkracht van de man - naast en behoudens het voorgaande - de overige (niet betwiste) posten zoals daarvan blijkt uit de draagkrachtberekening van de rechtbank over periode 3, overgenomen.
13. Uit de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening blijkt dat de man met ingang van 1 september 2008, inclusief fiscaal voordeel, een bedrag van
€ 883,- per maand aan partneralimentatie kan betalen.
De slotsom
14. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst het verzoek van de man in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Assen van 12 maart 2008 af;
vernietigt de beschikking van 4 maart 2009 voor zover aan hoger beroep onderworpen;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 september 2008 op € 883,- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, B.J.J. Melssen, en
G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
2 december 2010 in bijzijn van de griffier.