Parketnummer: 24-001658-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-670081-10
Arrest van 29 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
28 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Veenhuizen, gevangenis Groot Bankenbosch te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, welk toezicht mede zou kunnen inhouden het volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa) en een Agressieregulatietraining (ART).
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 december 2009 te [plaats], op het [straat], althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader tezamen en in
vereniging, althans alleen,
- die [slachtoffer] (dreigend) hebben/heeft toegevoegd de woorden "He gast, geef
je telefoon af" en/of "Geef je telefoon nu af" en/of "Geef je telefoon nu" en/of
- die [slachtoffer] hebben/heeft vastgepakt en/of gestompt en/of geslagen en/of
geschopt en/of
- die [slachtoffer] tegen de grond hebben/heeft gewerkt en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer] hebben/heeft omgedraaid en/of
- een telefoon met kracht uit de hand(en) van die [slachtoffer] hebben/heeft getrokken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 december 2009 te [plaats], op het [straat], althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader tezamen en in vereniging, althans alleen,
- die [slachtoffer] (dreigend) hebben/heeft toegevoegd de woorden "He gast, geef je telefoon af" en/of "Geef je telefoon nu af" en/of "Geef je telefoon nu" en/of
- die [slachtoffer] hebben/heeft vastgepakt en/of gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] tegen de grond hebben/heeft gewerkt en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer] hebben/heeft omgedraaid en/of
- een telefoon met kracht uit de hand(en) van die [slachtoffer] hebben/heeft getrokken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt verweten - kort gezegd - dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer] op straat heeft beroofd en daarbij een telefoon en/of een geldbedrag buit heeft gemaakt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat alleen medeverdachte [medeverdachte] kan worden aangemerkt als pleger van het ten laste gelegde. Nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het ten laste gelegde medeplegen, kan er geen veroordeling volgen voor hetgeen verdachte wordt verweten. Mocht verdachte wel kunnen worden aangemerkt als (mede)pleger van het hem ten laste gelegde dan dient alsnog vrijspraak te volgen nu het onder primair ten laste gelegde "oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening" of het onder subsidiair ten laste gelegde "oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen" niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Medeverdachte [medeverdachte] is er uiteindelijk met de buitgemaakte telefoon vandoor gegaan en heeft deze verkocht. Verdachte heeft geen geldelijk gewin gehad.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft bij verschillende gelegenheden verklaringen afgelegd omtrent hetgeen op 19 december 2009 zou zijn voorgevallen. Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] aangever [slachtoffer] op straat is tegengekomen en dat [medeverdachte] op dat moment de wens uitte de telefoon van [slachtoffer] te willen hebben. Hierop zou verdachte [slachtoffer] van achteren hebben vastgepakt. [medeverdachte] zou vervolgens hebben getracht de telefoon van [slachtoffer] af te pakken, waarbij [slachtoffer] en [medeverdachte] op de grond terecht zouden zijn gekomen. [medeverdachte] zou met de jongen zijn blijven vechten totdat hij de telefoon had, waarna verdachte en medeverdachte met de telefoon zijn weggerend.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte in dezelfde zin verklaard, met dien verstande dat hij het vastpakken van [slachtoffer] bij die gelegenheid omschrijft als een 'knuffel'. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven dat de reden voor het vastpakken van [slachtoffer] was gelegen in het feit dat hij wilde beletten dat [slachtoffer] de weg zou oversteken, en dat hij derhalve niets van doen heeft gehad met de diefstal van de telefoon.
Het hof acht de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte geloofwaardig. Verdachte heeft bij die gelegenheid een gedetailleerde verklaring afgelegd, die op essentiële onderdelen wordt bevestigd door de verklaringen van aangever [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte]. Gelet op deze laatste constatering acht het hof de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte] - anders dan de raadsman - eveneens geloofwaardig.
Op grond van voornoemde verklaringen stelt het hof de volgende gang van zaken vast.
Verdachte en medeverdachte lopen in de nacht van 19 december 2009 uit het centrum van [plaats] over het [straat]. Op dat moment loopt aangever [slachtoffer] ook op het [straat], hij is aan het telefoneren. Verdachte en medeverdachte zien dit en zeggen tegen [slachtoffer] dat zij zijn telefoon willen hebben. Hierop pakt verdachte [slachtoffer] vast en [medeverdachte] tracht de telefoon uit de hand van aangever te pakken. [slachtoffer] wordt naar de grond gewerkt, waarna [medeverdachte] de hand van aangever omdraait en aldus kans ziet de telefoon met kracht uit de hand van [slachtoffer] te trekken. Daarnaast hebben verdachte en/of zijn mededader contant geld bij [slachtoffer] buit gemaakt. Verdachte en medeverdachte rennen hierna weg.
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de telefoon op dat moment van [slachtoffer] zou worden afgepakt. Nu verdachte voorts geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer] en terstond is weggerend met [medeverdachte] toen hij de telefoon buit had gemaakt, is het hof van oordeel dat hiermee bewezen is dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking en derhalve van medeplegen. Op grond van vorenstaande kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehandeld. Dat verdachte vervolgens de telefoon niet feitelijk in handen heeft gekregen en (achteraf) op geen enkele wijze zijn buit heeft geïncasseerd, doet hieraan niet af.
Het hof acht op grond van al het vorenstaande het verdachte primair ten laste gelegde bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 19 december 2009 te [plaats], op het [straat], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader tezamen en in vereniging,
- die [slachtoffer] (dreigend) hebben toegevoegd de woorden "He gast, geef
je telefoon af" en "Geef je telefoon nu af" en "Geef je telefoon nu" en
- die [slachtoffer] hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer] tegen de grond hebben gewerkt en
- de hand van die [slachtoffer] hebben omgedraaid en
- een telefoon met kracht uit de hand van die [slachtoffer] hebben getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een straatroof. Een argeloze bellende voorbijganger is daarbij het doelwit geworden. De buit was de telefoon en een geldbedrag van aangever. Verdachte en medeverdachte hebben zodoende een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever en hebben hem vrees aangejaagd.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 4 oktober 2010 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten.
Verdachtes procesopstelling ter terechtzitting in hoger beroep leidt tot de gevolgtrekking dat verdachte de verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen afwijst. Uit een ter terechtzitting in hoger beroep overgelegd reclasseringsrapport van 25 oktober 2010 ten behoeve van Reïntegratieplan TR, blijkt echter dat verdachte gemotiveerd is om zijn gedrag te veranderen en bereid is om aan interventies gericht op zijn agressieve gedrag en denkpatronen deel te nemen. Verdachte bevestigt ter terechtzitting van het hof aan genoemde trainingen te willen deelnemen en stelt daarvan het nut in te zien.
Gelet op de aard en de ernst van het feit in samenhang bezien met eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hoger dan die in eerste aanleg is opgelegd passend en geboden. Het hof ziet evenwel in voornoemd reclasseringsrapport aanleiding om daarvan ten voordele van verdachte af te wijken in die zin dat het hof de door de advocaat-generaal gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. Het opleggen van een voorwaardelijke straf heeft mede ten doel te voorkomen dat verdachte zich opnieuw strafbaar zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof ziet in voornoemd reclasseringsrapport eveneens aanleiding om aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te koppelen, ook als dit inhoudt het volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining en een Agressieregulatietraining.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van vijf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien dat inhoudt dat veroordeelde een Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa) en Agressieregulatietraining (ART) zal volgen;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.