ECLI:NL:GHLEE:2010:BO9077

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000506-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor openlijk en in vereniging geweld plegen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte, geboren in 1989, werd op 24 april 2009 in de gemeente [gemeente] beschuldigd van het slaan en stompen van een onbekend gebleven persoon op de openbare weg. De politierechter in de rechtbank Groningen had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep verklaarde de raadsman van de verdachte dat hij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd. De verdachte had zich binnen vier maanden tweemaal schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, wat gevoelens van angst en onveiligheid bij het uitgaanspubliek teweegbracht. Ondanks de ernst van de feiten, hield het hof rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn MCDD-stoornis en zijn coöperatieve houding tijdens het proces. Het hof besloot om de verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf van 30 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke werkstraf werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten had gepleegd na het onderhavige feit en dat de tenuitvoerlegging van de werkstraf een groot risico op mislukking met zich meebracht. De uitspraak werd gedaan op 23 december 2010 door het gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de betrokken rechters de zaak beoordeelden en de beslissing op basis van de feiten en omstandigheden van de verdachte namen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000506-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-670143-09 en 18-680005-08 (tul)
Arrest van 23 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 4 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
"hij op of omstreeks 24 april 2009, in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een onbekend gebleven persoon, welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen in het gezicht van die onbekend gebleven persoon;"
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
verdachte op 24 april 2009, in de gemeente [gemeente], met anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een onbekend gebleven persoon, welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen in het gezicht van die onbekend gebleven persoon.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen vier maanden tweemaal schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen in een uitgaanssituatie. Dergelijke feiten wekken gevoelens van angst en onveiligheid bij het uitgaanspubliek. In beginsel is daarom conform de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken op zijn plaats.
Verdachte heeft er echter blijk van gegeven verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn daden. Hij heeft zich coöperatief opgesteld in het politieverhoor en het contact met de reclassering en heeft zijn spijt betuigd over het gepleegde feit. Bovendien lijkt hij zich ervan bewust geworden dat zijn MCDD-stoornis in het bijzonder in combinatie met alcoholgebruik eenvoudig kan leiden tot agressief gedrag. Hij staat daarom open voor de intensieve begeleiding en de dagbesteding die hem momenteel geboden worden. Na het onderhavige feit heeft verdachte geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd.
Het is vanwege zijn stoornis niet mogelijk gebleken om verdachte te re-integreren in het reguliere werkveld. Ook de tenuitvoerlegging van een op te leggen werkstraf zou daarom een groot risico op mislukking meebrengen. Hechtenis zou echter het wankele evenwicht dat momenteel in de begeleiding van verdachte lijkt te zijn bereikt ernstig verstoren. Het hof ziet daarom aanleiding om, zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd, te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf.
Tenuitvoerlegging 18-680005-08
Bij vonnis van de rechtbank Groningen van 21 januari 2009 met parketnummer
18-680005-08 is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 5 februari 2009, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 4 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke werkstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft zich in de proeftijd schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde feit. Het hof ziet echter, gelet op het vorenoverwogene, aanleiding de vordering af wijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen van 21 januari 2009.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. P.W.J. Sekeris en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier.