ECLI:NL:GHLEE:2010:BO9073

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000576-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De veroordeelde, geboren in 1955, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en had wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze activiteiten. De politierechter had het voordeel geschat op € 16.587,20 en de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw zou vaststellen op hetzelfde bedrag van € 16.587,20. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verklaring van de veroordeelde, die stelde dat hij gemiddeld € 700 netto per maand verdiende uit de kwekerij, als aannemelijk beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 8.400 moest worden vastgesteld.

Het hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag van € 8.400 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het hof, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De uitspraak is geregistreerd onder parketnummer 24-000576-10 en is openbaar gemaakt op 5 april 2013.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000576-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-653652-07
Arrest van 23 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 september 2008, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1955] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft bij voormeld vonnis, bij verstek gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 3 september 2008 van voormelde politierechter in de rechtbank Groningen in de strafzaak met parketnummer 18-653652-07, het door veroordeelde uit baten van het door hem gepleegde strafbare feit wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op 16.587,20 euro en hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast stelt op € 16.587,20 en de verplichting oplegt, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, tot betaling aan de staat, van een geldbedrag, groot € 16.587,20..
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-000504-10) onder meer ter zake van - kort gezegd - hennepteelt veroordeeld tot een straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen.
Aan de inhoud van een wettig bewijsmiddel - te weten de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 december 2010 - ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van 8.400 euro.
Verdachte heeft verklaard dat het aantal van 300 tot 350 stekjes waarop in eerste aanleg het geschatte voordeel is gebaseerd ziet op het aantal stekjes dat hij per maand teelde. Het is echter niet juist dat hij alle stekjes ook daadwerkelijk heeft kunnen verkopen. Hij schat de inkomsten uit de kwekerij op gemiddeld 700 euro netto per maand gedurende een periode van 12 maanden. Het hof acht die verklaring aannemelijk.
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om 8.400 euro ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van achtduizend vierhonderd euro;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van achtduizend vierhonderd euro ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van H. de Ruijter als griffier.