ECLI:NL:GHLEE:2010:BO9069

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000504-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor valsheid in geschrift en overtreding van de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift en overtreding van de Opiumwet, waarbij hij onder andere een aantal valse formulieren had ingediend en hennepplanten had gekweekt. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de verbalisant de tas van de verdachte niet had mogen openen. Het hof verwierp dit verweer, oordelend dat er geen sprake was van een doorzoeking, maar van een zoekend rondkijken. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte na de ontdekking van de hennepkwekerij, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk door de advocaat-generaal was gevorderd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de feiten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000504-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-654180-07 en 18-653652-07
Arrest van 23 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 september 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-654180-07 en 18-653652-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot 7 maanden gevangenisstraf.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zaak A
"hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2006 tot en met 18 mei 2007, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier (Maandelijkse verklaring WWB en/of Inlichtingen en aanvraag) van of vanwege de gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de werkzaamheden en/of de inkomsten van verdachte over de periode waarop dat formulier betrekking had - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven) dat verdachte had gewerkt en/of inkomsten had genoten en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;"
Zaak B
"hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 6 juni 2007, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan of nabij de [straat 1]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; "
De rechtmatigheid van het verkregen bewijs
De raadsman heeft betoogd dat verbalisant [verbalisant], die de stekblokjes had aangetroffen in de tas van verdachte, deze tas niet had mogen openmaken om daarin te kijken. De verdenking waarop vervolgens de machtiging tot binnentreden is afgegeven berust daarom op onrechtmatig verkregen bewijs. De bij het binnentreden verkregen resultaten zouden daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten, hetgeen zou moeten leiden tot vrijspraak van de verdachte.
[verbalisant] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2008 verklaard dat hij op 24 april 2007 in het [straat 2] de verdachte een vuilniszak op de grond zag neerzetten midden in de doorgang en vervolgens een afgesloten steeg zag binnengaan. Daarop heeft hij, onder meer in het kader van het toezicht op de naleving van de Afvalstoffenverordening van de gemeente [gemeente], in de vuilniszak gekeken en gezien dat er stekblokjes voor de kweek van plantjes in zaten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij niet meer weet in wat voor een tas of zak hij de stekblokjes had vervoerd en evenmin of deze tas of zak afgesloten was.
Anders dan de raadsman heeft gesteld is niet aannemelijk geworden dat de bedoelde zak of tas, waarin de stekblokjes waren vervoerd, was afgesloten. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een doorzoeking, maar dient het door de verbalisant verrichte onderzoek te worden aangemerkt als zoekend rondkijken. Het uit dit aldus verrichte onderzoek voortvloeiende bewijs is derhalve niet op onrechtmatige wijze verkregen.
De eerder ontvangen anonieme tip dat er een hennepkwekerij zou zitten boven een Mexicaan bij het [straat 2], de omstandigheid dat een van de bewoners van het betreffende perceel, zijnde de verdachte, eerder was veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en de aangetroffen stekblokjes, leveren in onderlinge samenhang een redelijk vermoeden van schuld op, zodat op goede gronden een machtiging tot binnentreden is afgegeven.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zaak A
"hij in de periode van 21 juni 2006 tot en met 18 mei 2007, in de gemeente [gemeente], meermalen, telkens een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier Maandelijkse verklaring WWB en/of Inlichtingen en aanvraag van of vanwege de gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de werkzaamheden en/of de inkomsten van verdachte over de periode waarop dat formulier betrekking had - telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk niet vermeld (zakelijk weergegeven) dat verdachte inkomsten had genoten en telkens dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;"
Zaak B
"hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 6 juni 2007, te [plaats], meermalen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan of nabij de [straat 1] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;"
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Zaak B
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 november 2010, is de verdachte op 6 mei 2002 veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Gelet op de oriëntatiepunten met betrekking tot hennepteelt en de Richtlijnen voor strafvordering sociale zekerheidsfraude zou voor beide bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op zijn plaats zijn.
Verdachte lijkt echter na de ontdekking van de kwekerij zijn leven weer op orde te hebben. Buiten een veroordeling voor huiselijk geweld heeft hij geen contact meer gehad met politie en justitie. Verdachte geeft er blijk van sinds zijn verhuizing naar het Westen van het land al enige tijd in staat te zijn om zonder steun van de overheid in zijn levensonderhoud te voorzien. Zijn eigen onderneming is levensvatbaar gebleken en levert hem thans voldoende inkomen op voor instandhouding daarvan. Daarmee is een, blijkens zijn bij de sociale recherche afgelegde verklaring, belangrijke drijfveer voor de stekkenkwekerij weggevallen. Oplegging van gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling op een onwenselijke wijze doorkruisen. Het hof zal daarom volstaan met oplegging van een werkstraf van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde in zaak A en in zaak B bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van H. de Ruijter als griffier.